| |
| |
| |
Joseph Bognar
Joseph Bognar werd 5 februari 1917 in Szombathely in Hongarije geboren. Hij studeerde literatuur en filosofie aan de Eotvos Lorand-universiteit in Boedapest. Hij is directeur van het instituut voor Wereldeconomie van de Hongaarse academie van Wetenschappen. In 1945 werd hij gekozen in het Hongaarse parlement. In 1946 werd hij minister van Voorlichting en in 1948 burgemeester van Boedapest. Van 1948-1953 was hij minister voor Binnenlandse Handel en van 1953-1954 minister voor Buitenlandse Handel. Hij is vice-voorzitter van de Hongaarse politieke partij, het Hongaarse Volksfront. Hij is lid van de Hongaarse academie van Wetenschappen en hoofdredacteur van Acta Oeconomica. Hij was in Ghana als economisch adviseur van de regering van Kwame Nkrumah en publiceerde ook een aantal werken betrekking hebbende op de derde wereld. Professor Bognar is gehuwd met Ida Kutzian.
Toen Hongarije in 1945 toetrad tot het zogenaamde blok van socialistische landen, was dat de eerste keer in de geschiedenis dat het marxisme feitelijk door de regering in praktijk werd gebracht.
Ik zou niet zeggen de eerste keer want we maakten ook een revolutie mee na de eerste wereldoorlog, toen de communistische partij in 1919 aan de macht kwam. Dat duurde vier of vijf maanden. Het communisme had dus wel degelijk historische wortels in de geschiedenis van Hongarije.
Dat is zo, maar tot de Duitsers binnentrokken had u hier burgerlijke en kapitalistische regeringen. Het marxisme werd toch in 1945 pas voor het eerst echt in praktijk gebracht.
Ja, dat is waar.
In de Sovjet-Unie begon het marxisme in 1917. Wat mij opvalt, na 150 dagen in de Sovjet-Unie te zijn geweest, is het enorme verschil in ambiance, in sfeer, tussen Moskou en Boedapest. En toch zijn het beiden marxistische staten.
Ik zou willen zeggen dat de Sovjet-Unie zich in een heel bijzondere positie in het verloop van de historische ontwikkeling bevond. Aanvankelijk was zij na de eerste wereldoorlog totaal geïsoleerd. De Sovjets wilden hun revolutionaire ideeën binnen de grenzen van éen land houden, omdat de oorspronkelijke communistische gedachte was dat de revolutionaire beweging zich zeer snel van land tot land zou uitbreiden. Maar de feitelijke historische ontwikkeling verschilde van deze oorspronkelijke gedachte. De Sovjet-Unie bleef met haar revolutionaire beweging alleen, in de ware zin des woords. Hun probleem was hoe hun revolutionaire idee overeind te houden, en het te verdedigen tegen
| |
| |
West- en Centraal-Europa waar het fascisme de meest dynamische macht werd. Later werd de Sovjet-Unie inderdaad door de fascisten aangevallen.
Maar nu de situatie hier in Hongarije. Wij stonden niet alléen. Wij waren samen met andere socialistische landen, de Sovjet-Unie inbegrepen. De internationale positie van de socialistische gemeenschap in de wereld is nu veel sterker dan de situatie van de Sovjet-Unie na de eerste wereldoorlog. Een tweede opmerking die ik graag wil maken is dat wij van de ontwikkeling in de Sovjet-Unie heel wat ervaring erfden, zowel goede als slechte ervaringen. Daaruit volgt dat onze ontwikkeling vreedzamer verliep. Wij hadden in Hongarije verschillende politieke partijen, waaronder de sociaal-democratische partij en twee boerenpartijen. Deze werkten eerst samen in een coalitie en daarna in een verbond. De linkse leiders van deze politieke partijen, dat wil zeggen van dit verbond, behoren tegenwoordig tot het leidende kader van het Volksfront, dat natuurlijk in nauw contact staat met de Communistische Partij. Deze politici zijn geen lid van de Communistische Partij maar werken natuurlijk wel nauw met haar samen.
Dus los van de Communistische Partij bestaat er nóg een organisatie in Hongarije, het Volksfront.
Het Volksfront verzamelt zowel communisten als niet-communisten achter zich, waaronder vertegenwoordigers van religieuze groeperingen, boeren, enzovoorts. Het is om die reden, dat onze politieke structuur of het patroon dat wij gedeeltelijk uit een vroegere democratische ontwikkelingsperiode erfden, veel uitgesproken trekken ten toon spreidt die verschillen van de huidige vormen die in de Sovjet-Unie of in andere socialistische landen tot ontwikkeling kwamen.
Mentaliteitsproblemen zijn ook in een socialistische gemeenschap belangrijk. Het spreekt voor zich dat de mentaliteit van de volken, van de landen, de uitkomst is van een lange historisch-sociale ontwikkeling. Je moet het karakter van het volk ook in je overweging betrekken, omdat je dan meer invloed kunt uitoefenen. Zo kun je verschillende problemen gemakkelijker oplossen. De Hongaarse mentaliteit vormt de erfenis van een lang historisch proces. Als volk hangen de Hongaren aan de vrijheid. Ze dulden geen geweld of administratieve dwang. Met overtuiging zijn er betere resultaten te boeken. We hebben tenslotte een vrij harde geschiedenis achter de rug.
Streeft u in Hongarije naar de vorming van een nieuwe marxistische communistische mens? Men kan nieuwe fabrieken opzetten, maar hoe moet een nieuwe mens worden gevormd?
Ja, natuurlijk. We doen dit met behulp van het onderwijssysteem,
| |
| |
net als in de Sovjet-Unie. Dat omvat de hele bevolking vanaf drie jaar tot en met het systeem op de universiteit. Regelmatige verstrekking van informatie, politieke overreding, individuele en collectieve ervaring en de vooruitgang van de algemene geestesgesteldheid spelen duidelijk een substantiële rol bij de vorming van een nieuwe mens.
Bestaan er hier pioniers, zoals in de Sovjet-Unie?
Ja, zeker.
Maar uw land heeft zoveel minder tijd gehad om dit allemaal op te zetten. De Sovjet-Unie heeft haar jonge kinderen sinds de twintiger jaren georganiseerd. Hoe lang zou het duren tot er generaties ontstaan die de gemeenschap werkelijk aanvaarden en ook bewust in die termen denken?
Behalve opvoeding en overreding spelen ook de bestaande sociaal-economische omstandigheden een belangrijke rol in het vormingsproces van de nieuwe mens. Het individu zal zich natuurlijk moeten aanpassen aan het morele systeem zoals zich dat in de socialistische maatschappij heeft ontwikkeld. Dit systeem moet echter in zijn verschillende fasen gevormd worden op een manier die ook gelegenheid biedt eveneens de grondslag te vormen van een dynamische ontwikkeling van de samenleving. Deze twee soorten eisen aan het systeem werden nog niet geheel gecoördineerd. Er bestaan nog tegenstrijdige belangen en uitgangspunten. De politieke leiding van een socialistische samenleving moet bij het verlichten en opheffen van die tegenstellingen een doorslaggevende rol spelen, namelijk door te omschrijven hoe de individuele en groepsbelangen ingepast kunnen worden in de belangen van de gemeenschap, en bij welke zaken er een beroep moet worden gedaan op de vrijwillige opofferingsgezindheid van het individu. Een behoedzame leiding zal ernaar streven daar alléen in het uiterste geval een beroep op te doen.
Als ik op deze problemen de nadruk leg, moet ik er wel aan herinneren dat de jongere generaties van nu bepaalde zaken en toestanden als natuurlijk beschouwen die in mijn jeugd onvoorstelbaar leken en die lang het brandpunt vormden van vertwijfelde debatten en een heftige strijd.
U bent econoom. Kunt u mij uitleggen hoe het komt dat er in West-Duitsland een miljoen werklozen zijn, in Engeland een miljoen, in Nederland een kwart miljoen, Amerika acht miljoen, in de westelijke landen bij elkaar vijftien miljoen? Ik heb begrepen dat Hongarije, dat het marxisme pas sinds 1945 in praktijk brengt, geen werkloosheidsprobleem kent.
Ik veronderstel dat je uit zeer verschillende soorten economische
| |
| |
ontwikkeling kunt kiezen. Wij geven de voorkeur aan het type economische ontwikkeling waarin bij het ontwerpen van de economische ontwikkeling de volledige werkgelegenheid van de bevolking een van de belangrijkste taken is. Als we een keuze moeten maken tussen een hoger groeitempo met werkloosheid, of een lager groeitempo zonder werkloosheid, dan kiezen we voor het laatste. We zijn ook bereid een lager groeitempo te aanvaarden.
Is volledige werkgelegenheid in alle gevallen een absolute prioriteit?
Ja. Wij accepteren bijvoorbeeld een geringere efficiency, hetgeen minder winst, verdiensten en investeringen betekent, als dat werkloosheid helpt vermijden.
Streeft u daar bewust naar?
Inderdaad. Vanuit puur economisch gezichtspunt heeft dit beleid op de korte termijn een aanzienlijke negatieve invloed. Op de lange termijn echter wordt een groeiend deel van de bevolking opgenomen in de economische bedrijvigheid. Dat betekent niet alleen méer geschoolde arbeidskrachten maar ook een vergelijkenderwijs sterkere koopkracht en stabielere economische toestand. In de intensieve fase van de economische ontwikkeling (als er geen vrije mankracht meer beschikbaar is) brengt een socialistische economie ook zaken naar voren als technische ontwikkeling en efficiency.
Van buiten ziet het westerse systeem er goed uit, maar van binnen is het verziekt, daar komt het toch op neer.
U denkt vermoedelijk dat een al te grote stabiliteit ook negatieve gevolgen heeft. Dat is natuurlijk zo, maar dat probleem kan worden overwonnen door de nieuwe mens wiens oplettendheid wordt vergroot door de verantwoordelijkheid die hij voelt voor de samenleving, en wel in een grotere mate dan dat ze zou worden verminderd door een gevoel van veiligheid.
Ik geloof dat er in Hongarije slechts een inflatie bestaat van drie procent. Hoe is dat mogelijk?
Doordat onze economie de bevolking dient, door onze menselijkheid. De economische wet bepaalt alléen maar dat ik tegen hogere prijzen moet inkopen, maar schrijft - in de socialistische economie - niet voor in welke vorm we de nieuwe feiten moeten accepteren. De vorm (de wijze waarop het nieuwe verschijnsel in de economie wordt ingevoerd) wordt door twee vereisten bepaald: de prijs heeft de bedoeling zekere functies te vervullen, maar aan de andere kant moet de levensstandaard van de bevolking worden beschermd. Als dat zou gebeuren door in
| |
| |
ieder voorkomend geval de lonen te verhogen, zou het volk de gevolgen van de bekende loon- en prijsspiraal moeten doorstaan. Maar ons staan mogelijkheden ter beschikking om processen te beginnen op een paar neuralgische punten van onze economie, zoals bijvoorbeeld bescherming van de consumentenprijzen. Zo beschouwen wij de economische processen als zeer belangrijk, maar vinden we de levende gemeenschap en het individu echter alsnog belangrijker.
En een van de resultaten van dit beleid is dat u maar drie procent inflatie hebt?
Ja. Want neemt u eens het volgende in aanmerking. In de buitenlandse handel zijn wij een heel gevoelig land. Wij moeten natuurlijk veel goederen importeren, waaronder technologie uit de Westeuropese landen. Op deze manier moeten we nu meer betalen voor uit westerse landen geïmporteerde goederen dan zo'n twee of drie jaar geleden. Maar we proberen af te wegen wat het effect van een bepaalde prijsverhoging zal zijn, want een hogere prijs drukt in verschillende gevallen net zo goed op de bevolking als consument, als op de bevolking als producent. Onze ervaring is dat de prijs voor de producent hoger moet zijn omdat de prijs een factor van de kosten is. De kostprijs is éen van de factoren van de economische besluitname: wat doe ik liever of wat wil ik absoluut niet doen. Wat we nodig hebben is een duidelijk beeld van wat uit het gezichtspunt van de nationale economie goed of slecht is. Wij moeten de producent over de werkelijke economische toestand op de wereldmarkt voorlichten door middel van de prijzen, omdat ik weer een deel van de produkten moet exporteren naar de wereldmarkt, om zo in staat te zijn te kopen. Maar tegelijkertijd veroorzaken te grote veranderingen van de consumentenprijzen grote problemen voor de bevolking. Daarom willen wij de consument tegen deze veranderingen beschermen.
U bedoelt dat de prijzen moeten worden ondersteund. Dat is subsidiëring.
Ja, wij moeten de prijzen ondersteunen. Maar onze middelen daartoe zijn niet onbeperkt omdat we tegelijkertijd ook voldoende aandacht moeten besteden aan de investering, aan de consumptie enzovoorts. Als we deze ondersteuning te veel nadruk geven, moeten we of de investeringen, of de levensstandaard van het land verlagen.
Ik maak daaruit op dat bijvoorbeeld de stijging van de energieprijzen u doet besluiten dat wij zovéel meer voor energie moeten betalen, dat de consument daarom een tijdelijke verlaging van de levensstandaard moet accepteren. Hoe legt u dit uit aan de bevolking?
| |
| |
Ik heb steeds gesproken over de bescherming van de consument, die wij bieden om het prijsniveau (de levensstandaard) te handhaven. Het is duidelijk dat als de dosering van de éen of andere economische regel groter is dan noodzakelijk (alsof het bijvoorbeeld een medicijn was), we rekening moeten houden met nadelige gevolgen. Het nadeel - dat ook opgetreden zou zijn als de maatregel niet werd genomen - is dat de levensstandaard terugloopt. Het is onze overtuiging dat de enige soort economische ontwikkeling die in een socialistische maatschappij succes zal hebben die is, welke door de meerderheid van de bevolking wordt ondersteund. Dat betekent dat wij de belangen van alle groeperingen van de bevolking in acht moeten nemen en de belangen van de arbeidersklasse, boeren, kleine handelaren - winkeliers - en dergelijken in onze plannen moeten inbouwen. Want als wij met deze groepen samenwerken in een politiek verbond, moeten we ook de economische belangen van deze sectoren van de samenleving in beschouwing nemen.
Als economisch planoloog moet u wel een tovenaar zijn om ook nog rekening te kunnen houden met de intelligentsia.
Jazeker, we moeten ook nog rekening houden met de intelligentsia. We doen verschillende soorten onderzoek: welke problemen heeft dit deel, deze groep van de bevolking, hoe leven ze, wat hebben ze nodig enzovoorts. Wij moeten de bevolking als geheel op de hoogte brengen omdat er veranderingen zijn aangebracht in het nationale plan. Dat is niet alleen een probleem voor de regering, maar evenzeer voor de rest van het land. Wij geven informatie via de pers, via vergaderingen, televisie, radio. Misschien is het interessant om te vermelden dat de Hongaarse televisie een forumsysteem heeft, waarin economische leiders, leden van de regering en andere specialisten openbare discussies voeren. Iedereen kan telefonisch vragen stellen.
Neemt het publiek daar actief aan deel?
Ja, natuurlijk. Wij hebben ingezien dat als je een democratisch regime overeind wilt houden, de informatievoorziening, gezien de internationale omstandigheden, éen van de belangrijkste problemen is. De veranderingen vinden overal in snel tempo plaats. We moeten de noodzakelijke stappen ondernemen maar deze moeten in overeenstemming, of betrekkelijke overeenstemming, zijn met de meerderheid van de bevolking.
Ik heb opgemerkt dat wat het nieuwe economische model van Hongarije wordt genoemd, in 1975 wat moeilijkheden heeft gegeven. Tegen welke achtergrond speelt zich deze situatie af?
Ik ben éen van de economen die - samen met wijlen professor Vajda
| |
| |
en met Béla-Csikós-Nagy - in de westerse pers gewoonlijk worden aangeduid als ‘de geestelijke vaders van de hervorming’. Het model was natuurlijk het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van veel onderzoekers en economen uit de praktijk, en kon alleen ten uitvoer worden gelegd omdat het door het Centraal Comité was aanvaard en unaniem werd aanbevolen. Een belangrijke bijdrage in deze werd - volgens mij - geleverd door Rezsó Nyers die toen als secretaris van het Centrale Comité aansprakelijk was voor de economie. De betekenis van de unanimiteit bij de invoering van de hervorming wordt groter door het feit dat wij ons ten tijde van de invoering niet in een noodsituatie bevonden. Het is algemeen bekend dat het eenvoudiger is om nieuwe ideeën uit te vaardigen tijdens een noodtoestand die een schok veroorzaakt in de publieke opinie. De belangrijkste verdienste van de hervorming kan worden omschreven als de decentralisatie van het economisch beheer en van de besluiten. Van de decentralisatie werd verwacht dat zij bij de economische leiders en de massa zo'n creatieve kracht zou ontketenen, dat het centrum van alle inspanningen zou worden verplaatst naar kwaliteit, economische efficiency, rationalisatie en technische ontwikkeling. Gedurende de jaren die op de hervorming volgden, bereikten wij aanvankelijk aanzienlijke resultaten, maar er kwamen ook negatieve zaken aan het licht. Het is nogal voor de hand liggend dat het onmogelijk is een beheersmodel in te voeren dat onveranderlijk uitsluitend gunstige gevolgen heeft. De inkomensverdeling nam bijvoorbeeld een wending, die door velen als onverenigbaar met de vereisten van een socialistische samenleving werd gekwalificeerd. Die mening werd misschien op een te vroeg tijdstip openbaar gemaakt. Het model had niet voldoende tijd gekregen om ‘echte ontwikkeling’ te ondergaan. Het werd betrekkelijk vlug het
middelpunt van sociale meningsverschillen. Anderzijds konden de discussies niet verder gaan dan algemeenheden aangezien er geen harde en snel werkende regels bestaan die aangeven wat in feite moet worden verstaan onder ‘fors verschil’.
Maar is dat niet onvermijdelijk?
Voor een tijdje is het onvermijdelijk. Het probleem is echter of er voldoende tijd beschikbaar is. Ook hier moest er aan twee tegengestelde vereisten tegemoet worden gekomen:
ten eerste materieel belang en ten tweede gelijkheid.
Tijdens de intensieve periode van economische ontwikkeling van een klein land moeten bepaalde branches krachtig worden ontwikkeld, terwijl andere branches niet verder worden gestimuleerd of zelfs op selectieve basis worden geëlimineerd. Als in twee branches onze doelen radicaal verschillen kunnen wij niet op identieke wijze, of iets
| |
| |
wat daar op lijkt, handelen; vooropgesteld dat onze handelingen bedoeld zijn anderen te beïnvloeden. Anderzijds, als we de branche stimuleren met de bedoeling om hem te ontwikkelen, zullen de betreffende inkomens hoger worden omdat die voor het grootste deel afhankelijk zijn van de feitelijke resultaten en niet van gegarandeerde lonen. Het resultaat daarvan is dat de beste arbeid zal overvloeien naar de dynamische branches, wat wederom wenselijk is op het niveau van de nationale economie.
In een later stadium kunnen er inkomenscorrecties worden toegepast, maar niet als deze zouden indruisen tegen het materieel belang. Dergelijke objectieve economische problemen bestaan er ook wat betreft de inkomens van arbeiders en boeren. De geschoolde arbeiders hebben in de meeste gevallen een hogere opleiding en een bredere kennis dan de boeren, hoewel het aantal geschoolde arbeiders en afgestudeerden van universiteiten tegenwoordig zelfs in de dorpen behoorlijk groot is. Het is redelijk dat zij een groter inkomen genieten. Wij moeten echter rekening houden met twee factoren die tegengesteld zijn aan elkaar: enerzijds moet voorkomen worden dat een al te groot aantal werkkrachten de dorpen verlaat, en anderzijds bestaat er in deze sector een ‘overvraag’, die verband houdt met onze grote landbouwexport. Beide factoren veronderstellen een inkomensstijging.
Ja, wat doet u hier dan aan?
Deze migratie naar de steden verhinderen en de agrarische produktie, die een sleutelpositie inneemt in de economische ontwikkeling, gedeeltelijk steunen.
Wij moeten de boeren meer geven om ze te houden waar ze nu zijn. Vóor 1945 was in dit land 57% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw. Nu is dat 16%, een heel verschil. Maar met deze 16% produceren we nu in de landbouw twee keer zoveel als voor de oorlog. Onder zulke omstandigheden zou het nauwelijks juist zijn om de agrarische inkomens als gefixeerd te beschouwen. We moeten ook rekening houden met het feit dat er in het jaar 2000 op de hele wereld zeven miljard mensen zullen zijn, met in de ontwikkelingslanden maar zeer beperkte agrarische mogelijkheden. We zullen binnen een periode van tien jaar zover gekomen zijn dat de ontwikkelde kaptitalistische en socialistische landen geen graan meer kunnen kopen op de wereldmarkt. Als ze het geld hebben, zullen ze de kans niet krijgen het te kopen, omdat we dan met deze achthonderd miljoen of éen miljard mensen zitten die van honger en dorst dreigen om te komen.
Wat zal er dan gebeuren?
Dat is de reden waarom het zo noodzakelijk is de landbouwproduktie te steunen.
| |
| |
Zoveel mogelijk in staat zijn in eigen behoeften te voorzien.
Ja. De verschillen van mening komen voor een deel voort uit het feit, dat een aanzienlijk deel van de bevolking - niet alleen de arbeiders - ontevreden was over de produktie van de coöperaties. De leden van de coöperaties kregen te hoge lonen in vergelijking met de andere delen van de bevolking.
Op dat punt moet de juiste informatie opdraven, onderwijs.
Onderwijs, ja. Laten we echter niet vergeten dat in het socialistische systeem de belangrijkste steun uit de arbeidende klasse komt en dat anderzijds de positie van de arbeiders als heersende klasse radicaal verschilt van de omstandigheden van de vroegere heersende klassen. De clou is dat de arbeidersklasse de meerderheid binnen de natie vormt, terwijl vroeger de heersende klassen een numeriek niet erg belangrijke minderheid vormden.
Vormt dat een probleem?
Dat is een moeilijk probleem. Het is relatief eenvoudiger om uit te leggen dat zij niet meer krijgen dan anderen, dan om uit te leggen dat ze minder krijgen dan anderen. Er zijn arbeiders die het begrijpen maar er zijn er ook die dat niet kunnen volgen en die protesteren. Als we dit vaststellen, laten we dan niet vergeten dat we hier worden geconfronteerd met dermate ingewikkelde economische correlaties, dat zelfs de experts er soms niet in slagen ze te doorgronden.
In een situatie die zich op deze manier heeft ontwikkeld, zijn we niet in staat de hervorming nog verder te ontwikkelen. Het is echter ongeoorloofd om pas op de plaats te maken in een wereld die in beweging is. Aan de andere kant stelt het sociaal evenwicht grenzen aan onze mogelijkheden om te decentraliseren. Niettemin vinden er vandaag de dag nieuwe ontwikkelingen plaats; als gevolg van veranderingen in de wereldeconomie worden we gedwongen een economisch beleid te voeren dat meer dan vroeger op de export is gericht. Deze nieuwe economisch-politieke eis brengt nieuwe ontwikkelingen met zich mee en zal nieuwe krachten vrijmaken, en volgens mij zijn we nu uitgerust voor nieuwe hervormingen onder een andere benadering en op basis van een andere motivatie.
Bent u in Boedapest bekend met het model van het mit dat grenzen aan de groei heet, met de Club van Rome?
Ja, natuurlijk. Als je de geschiedenis van het pessimisme in deze eeuw analyseert, zie je dat de eerste pessimisten de schrijvers en de schilders waren. Later kwamen daar de vertegenwoordigers van de sociale wetenschappen bij, maar de exponenten van de natuur- en
| |
| |
technische wetenschappen waren een paar jaar geleden nog optimistisch en geloofden - bijna als kinderen - in de deus ex machina van de technische ontwikkeling.
U hebt zelf net een artikel gepubliceerd in Life and Literature dat, voor zover ik het kon beoordelen, vrij pessimistisch was.
Nee, dat was niet pessimistisch. Dat was realistisch.
Wat was uw benadering? U hebt bijvoorbeeld te kennen gegeven, dat we over tien jaar helemaal niet meer in staat zullen zijn graan te kopen op de wereldmarkt.
Waarom is dat pessimistisch? Nee. Dit zijn de nieuwe omstandigheden die voor de hele wereldeconomie gelden. Je kunt de kern van de problemen weergeven door te stellen dat problemen van wereldafmetingen, zoals lucht- en watervervuiling, grenzen aan produktie van energie en ruwe grondstoffen, de gevaren van de technologie, de bevolkingsexplosie en het wereldvoedselprobleem, hun entree hebben gemaakt in de wereld. We hebben al eerder over de wereldeconomie gesproken, maar toen bedoelden we de wereldomvattende activiteit van de nationale economieën. In 1914 bestonden er maar 40 nationale economieën en dat aantal steeg zelfs na de tweede wereldoorlog niet boven de vijftig. We hebben vrij uiteenlopende belangen gemeenschappelijk en iedere jonge natie begint met zijn nationale economie en nationale belangen. Daarom moeten we volgens mij een aantal nieuwe mechanismen inbouwen in de wereldeconomie en in de bewegingen op de wereldmarkt, om deze nieuwe internationale problemen te overbruggen. Nationale economieën kunnen nog een positieve bijdrage leveren in de ontwikkeling van economische krachten, van de produktieve krachten, met name in de ontwikkelingslanden. Er bestaan drie verschillende wereldbeschouwingen, een socialistische, een kapitalistische en dan nog minstens een of twee in de ontwikkelingslanden die een nieuwe economische orde vormen. Al in de tijd van Nehru, Soekarno en Nkrumah ontwikkelde de derde wereld zich met rasse schreden en kwam het verlangen van de economisch onderontwikkelde landen naar onafhankelijkheid met elementaire kracht tot uitdrukking. Tegenwoordig hebben ze echter een gemeenschappelijke opvatting over de economische ontwikkeling van de wereld en van de internationale economisch betrekkingen. Ze hebben begrepen dat ze - in onze wereld waarin iedereen onderling van elkaar afhankelijk is - niet in een voldoende hoog tempo tot ontwikkeling kunnen komen als de gevestigde orde van internationale economische betrekkingen zich
in hun nadeel ontwikkelt. Ik heb meegewerkt aan de totstandkoming van het eerste zevenjarenplan van Ghana. Maar indertijd was de visie van het Afri- | |
| |
kaanse nationalisme in meer dan een opzicht naïef.
Maar professor, nu een andere vraag. Als we toewerken naar een plan voor de hele wereld, moeten we waarschijnlijk beginnen bij het regionale stadium. Nu lijkt Helsinki, politiek gesproken, een enorm belangrijke stap. Wat zijn uw verwachtingen? Ziet u al vooruitgang, ook in economisch opzicht?
U weet dat we vooruitgang boeken. Maar tegelijkertijd bestaan er overal sterke stromingen in tegengestelde richting, van Groot-Brittannië tot Duitsland, met inbegrip van de Chinezen.
Ja, maar gelooft u niet dat de Chinezen op dit ogenblik niet al te serieus moeten worden genomen? Ik geloof dat de Chinezen in een verwarde toestand verkeren. Ze hebben Lin Piao gedood. Ze wachten nu tot Mao ten hemel vaart. Tsjoe-En-Lai is al dood. Gelooft u niet dat we moeten wachten, China in de ijskast stoppen, tot een en ander is opgehelderd?
Het is duidelijk dat de machtsstrijd rond de problemen van de binnenlandse ontwikkelingen van China - wat hun achtergrond of resultaten ook moge zijn - nauwelijks door wie dan ook te beïnvloeden valt. Niettemin maken de Chinese activiteiten op politiek en economisch gebied een integraal onderdeel uit van de huidige situatie en van de omstandigheden waarin het evenwicht bestaat. Daaruit volgt, dat het wel degelijk noodzakelijk is om ook deze activiteiten in ogenschouw te nemen. Het anti-Sovjetbeleid van China, bijvoorbeeld, moedigt niet alléen zulke Westeuropese conservatieven als Edward Heath, Franz Joseph Strauss en anderen aan, maar tracht ook de weg naar de ontspanning en de Europese samenwerking te blokkeren. Door met de conservatieven samen te werken bezorgen ze de staatslieden die vóor Europese veiligheid zijn tal van moeilijkheden. Het huidige China heeft geen echte conceptie over de wereldpolitiek. Het heeft alléen maar een beleid dat tegen de Sovjet-Unie is gericht en dat over de hele wereld tot uitdrukking wordt gebracht. Het is tekenend, dat dit beleid door zijn samenwerking met de conservatieven zijn vroegere vrienden begint kwijt te raken.
Maar om terug te komen op het probleem van een nieuwe economische wereldorde, het is voor iedereen moeilijk om te zeggen hoe de internationale economische betrekkingen precies zullen verlopen als ze een nieuw tijdperk van wereldeconomie ingaan. Er kan echter geen twijfel over bestaan - en dit is voor de toekomst van de ontwikkelingslanden van het grootste belang - dat deze nieuwe economische wereldorde de eerste poging is om de nieuwe behoeften van de wereld te formuleren. Deze ‘formulering’ behoeft zeker nog verdere verbetering.
| |
| |
Hoe komen we tot gelijke economische belangen, of het streven daarnaar, als de prioriteitssystemen van beide kanten zo totaal verschillend zijn? Moeten we onze prioriteiten niet harmoniseren?
De prioriteiten spruiten voort uit het sociaal-economisch systeem, en zijn inderdaad buitengewoon verscheiden van aard. Toch moeten we onze gevarieerde en verschillende doelen bereiken in éen wereld, in éen ruimteschip, zoals dat tegenwoordig heet. De huidige wereld is zo klein, dat we ons niet kunnen veroorloven te handelen zonder rekening te houden met anderen. Al onze stappen staan dus in relatie met die van de andere partij. Deze relatie kan vijandig zijn en tot een nucleaire oorlog leiden of tot een afschrikkingsevenwicht, wat zeer gevaarlijk en kostbaar is. Deze relatie kan ook het karakter van samenwerking krijgen als we zonder dralen en doelbewust de gemeenschappelijke belangen proberen na te gaan die ons aan de ander binden, en, bij het nemen van stappen, de belangen van de andere partij voortdurend in de gaten houden.
Zulke gemeenschappelijke belangen bestaan in de economie (beide partijen moeten zich ontwikkelen en dat proces wordt bevorderd door samenwerking met de andere partij), in de wetenschap, cultuur, communicatie, in het opbouwen van een Europese infrastructuur, in het elkaar leren kennen (toerisme), enzovoorts. We hebben zeer krachtige belangen gemeenschappelijk met betrekking tot het in gevaar gebrachte voortbestaan van de mensheid, wat de oplossing van wereldproblemen op basis van internationale samenwerking veronderstelt. De verwezenlijking van zo'n programma zou - op wereldschaal - de gunstige aspecten van de politieke en economische omstandigheden evenzeer bevorderen. Het is bijvoorbeeld evident dat samenwerking tussen Oost en West het gunstigste en voordeligste kader is om de problemen van de ontwikkelingslanden op te lossen.
Maar dat maakt een enorme hoeveelheid samenwerking noodzakelijk en daar zijn we op het ogenblik nog ver van verwijderd.
Ja, dat is ook mijn probleem. Van zo'n toestand zijn we nog ver verwijderd, hoewel we aanzienlijk vooruit zijn gegaan en ons hebben afgewend van de koude oorlog en het afschrikkingsevenwicht. Het is duidelijk dat wij in een radicaal veranderde wereldsituatie de structuren moeten herzien van de belangen die we uit het verleden hebben geërfd en die we nu moeten coördineren met de nieuwe eisen en, vroeg of laat, met elkaar.
In de loop van de geschiedenis heeft de mensheid al vaak te maken gehad met tegenstrijdigheden die onoplosbaar leken. En groot gevaar heeft ons altijd de weg gewezen naar mogelijke oplossingen.
De oplossing die ik nu bedoel is niet éen enkel miraculeus voor- | |
| |
schrift voor een panacee, maar bestaat uit een massa wetenschappelijk geplande en gecoördineerde stappen.
En dit alles met inachtneming van de belangen van alle partijen op basis van redelijke compromissen. Jammer genoeg treden er in het proces van herkenning van de noodzakelijke voorwaarden vertragingen en soms twijfels op. De vertragingen in de westerse wereld zijn echter wel eens benauwend. Er bestaan nog steeds machtsfactoren en stromingen die Europa beperken tot West-Europa en de mensheid tot Europa. In dat opzicht is het Westen altijd veel te zeker geweest van zichzelf en van de aantrekkelijkheid van zijn idealen en levensvormen.
De reden waarom de conservatieve benadering gevaarlijk is, ligt opgesloten in het gegeven dat het conservatisme er van uitgaat dat andere volken, systemen en beschavingen zijn idealen graag willen aanvaarden en dus moeten volgen.
Op een paar opvallende persoonlijkheden na is het economisch denken nog zeer conservatief. We treffen nog steeds mensen aan die thesen en gezichtspunten verdedigen die in de loop van de praktijk al duizend keer zijn afgewezen. Het is gebruikelijk om te zeggen dat er in de socialistische landen zoveel dogmatici zijn. Er zijn er inderdaad een paar, maar niet zoveel als sommigen wel graag geloven; de ‘verkalking’, de verstening van het conservatisme en de opvattingen van de westerse wereld zijn echter meer uitgesproken en gevaarlijker. Gevaarlijker zeg ik, omdat ze steunen op gewoonte en routine, op tradities en instinct, en omdat ze sterke politieke structuren bezitten.
De soepelheid die in de economie kan worden waargenomen is - en dat geef ik graag toe - geen nieuwe uitvinding, noch in politiek-ideologische zin, noch in sociale of culturele zin. Laat ik er nogmaals de nadruk op leggen dat ik - bewust als ik me ben van gevaren, moeilijkheden en problemen - erop vertrouw dat de mensheid, met inbegrip van de Europeanen, uiteindelijk tot een oplossing zal komen. En dat betekent samenwerking in het belang van de toekomst.
|
|