| |
| |
| |
Cornelis Berkhouwer
Cornelis Berkhouwer werd op 19 maart 1919 in Alkmaar geboren als zoon van een geslacht van tuinders en veehouders. Hij studeerde van 1937 tot 1942 aan de juridische faculteit van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1942 vestigde hij zich als advocaat te Alkmaar. In 1946 promoveerde hij. Dat is tevens het jaar dat hij bij de oprichting van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (vvd) lid werd. In november 1956 verhuisde hij voor de vvd naar de Tweede Kamer. In oktober 1963 werd hij lid van het Europese parlement. Van 1966-1969 was hij hiervan ondervoorzitter en nam deel aan het werk van de economische en politieke commissies. Op 13 maart 1973 werd hij tot voorzitter van het Europese parlement in Straatsburg gekozen. Hij is gehuwd met de Française Michele Martel.
U bent twee jaar voorzitter geweest van het parlement in Straatsburg. Gelooft u in dit Europese instituut?
Ik ben president van de Europese volksvertegenwoordiging geweest van maart 1973 tot maart 1975. Ik geloof dus in dit instituut. Zonder dat ik mijzelf een veer op de hoed zou willen steken, ben ik van oordeel dat wij een aantal stappen vooruit hebben gemaakt. Dit parlement vecht om grotere bevoegdheden. Dat gaat niet éen twee drie. Dit is een zaak van bijzondere lange adem. Men spreekt vaak over het Engelse parlement als het moederparlement, als de moeder van alle parlementen die wij in het Westen hebben. Daar is veel voor te zeggen. Maar als men die vergelijking trekt, dan antwoord ik daar altijd onmiddellijk op, vergeet u niet, mijne heren, dat dat parlement om aan de bevoegdheden te komen die het nu heeft, er zeven eeuwen over heeft gedaan, te weten van ongeveer 1215 tot 1911.
en nog moet knokken...
... en daar nog voor moet knokken, om te houden wat het heeft. Want we zien overal in de wereld een toenemende invloed van de uitvoerende machten en nieuwe machten, zoals de media, de vakbeweging en de bureaucratieën ten koste van de parlementen, van de parlementaire democratieën. Dus wij bevinden ons nu in een gevecht. Wij staan hier nu wat Europa betreft ongeveer op het punt waarop in Nederland de Staten-Generaal stonden in 1867, nietwaar? Wie heeft het laatste woord? Wat dat betreft is er toch een ontwikkeling aan de gang, die hoop geeft. Ik denk bijvoorbeeld aan de vooruitgang wat betreft het Europese budget. Dat is niet gering. Dat loopt in de miljarden guldens, op dit moment twintig, à dertig miljard.
Dat is dus niet zo ver af van het budget van de Nederlandse staat.
| |
| |
We moeten dus naar een rechtstreeks gekozen Europees parlement.
We moeten inderdaad naar een rechtstreeks gekozen parlement. Dat heeft de Franse president Giscard d'Estaing ook reeds aangevoerd.
Ik wil niet zeggen, dat ik er de oorzaak van ben geweest, maar ik heb toch nuttige besprekingen met hem gehad en daar is uit voortgekomen, dat op de topvergadering van Parijs aan het einde van 1974 de staatshoofden van de negen landen hebben besloten, dat in beginsel dit parlement van de negen in 1978 moet worden gekozen middels rechtstreekse verkiezingen. Dat is dus een punt dat wij hebben uitgewerkt. Verder is er de beweging naar de Europese unie.
Er zijn allerlei andere ontwikkelingen gaande, waarin het Europese parlement een positieve invloed heeft uitgeoefend. Ik vind dus dat men kan zeggen dat het Europese parlement door meer te doen dat niet verboden is (en dat is heel veel) toch meer reliëf heeft gekregen dan voorheen. Met name door toedoen van de Engelsen, de Denen en Ieren sinds die in 1973 zijn toegetreden. Ook is de discussie in het parlement minder vrijblijvend geworden dan voorheen.
U bedoelt vrijblijvend ten aanzien van de nationale belangen?
Ik zou willen zeggen, dat wij in Straatsburg veel minder een vrijblijvende discussieclub zijn geworden; dat wij nu bezig zijn een echt parlement te worden dat zijn wil oplegt.
Het is ook zo dat de commissie in Brussel (de uitvoerende macht) het dagelijks bestuur van de gemeenschap, meer en meer luistert naar ons parlement en overneemt wat wij willen. Wij zijn bezig onze invloed te vergroten.
Afgezien van geschreven en beschreven formele bevoegdheden, hebben wij de laatste tijd belangrijke vooruitgang geboekt.
Neem meneer Zijlstra in Roodeschool. Gesteld dat die moet stemmen voor een Europees parlement in 1978. Heeft u de indruk dat hij een blasse Ahnung heeft waar het over gaat?
Dat is een praktisch punt. Vandaar ook dat wij, denkende aan die meneer Zijlstra in Roodeschool (u kunt ook zeggen meneer en mevrouw Jansen in Kerkrade) hebben gezegd: ‘Goed, die verkiezingen moeten er komen, laten we het maar zo doen dat we voorlopig direct de mensen kiezen. Maar dit systeem moet per land worden toegepast.’ Het zal dus wel zó gaan dat het parlement voorlopig zal worden gekozen in die zin dat Nederland de Nederlandse afgevaardigden zal kiezen en België de Belgische. Maar dan zo dat ze niet meer indirect worden gekozen (zoals nu de eerste kamer wordt gekozen door de provinciale staten) maar een directe opdracht krijgen, omdat ze rechtstreeks worden gekozen door de Nederlandse kiezer.
| |
| |
Als het doorgaat zullen zevenentwintig Nederlandse afgevaardigden in het Europese parlement moeten worden gekozen.
Ieder land naar zijn grootte...
Ja, naar rato maar evenredig met de bevolkingsaantallen. Wij hebben een systeem voorgesteld: er zullen ongeveer zevenentwintig Nederlanders zijn. Er zijn nu tien leden en dat worden er veertien. In Luxemburg worden dat er dan ongeveer tien -
Dit is om te voorkomen dat je krijgt wat je in de Verenigde Naties hebt, een groot land als India en een klein land als Luxemburg allebei éen stem...
Precies. Dat willen wij niet. Wij willen hier het beginsel van evenredigheid invoeren opdat er een echte volksvertegenwoordiging komt. Natuurlijk worden de kleine een beetje bevoordeeld boven de grote. Nederland krijgt er zevenentwintig. De Italianen, Duitsers en Engelsen zullen er zeventig, tachtig hebben. Het wordt een parlement van in totaal ongeveer 355 man, volgens onze voorstellen. Dus dat is niet groot in vergelijking met de parlementen van Frankrijk en Duitsland met vijfhonderd leden en het Engelse Lagerhuis met ongeveer vijfhonderd leden...
De Duitse President Scheel heeft onlangs bij een bezoek aan Frankrijk aangedrongen op het verhaasten van de invoering van die grondwet voor de Europese unie. In welk stadium zitten we hier?
Wat de Europese grondwet betreft zitten we op dit moment in de geboorteweeën. Wij hebben onze ideeën hierover uitgewerkt. Het Europese parlement, de commissie in Brussel heeft haar ideeën hierover reeds gepubliceerd. Dat ligt in het vooruitzicht van de unie in de tachtiger jaren. De heer Scheel (een hartstochtelijk Europeaan) die lid is geweest van het Europese parlement in het verleden, heeft aangedrongen op bespoediging van die uitwerking van de constitutie van de Europese unie. Dat was te begrijpen, want hij is een fervent aanhanger van de Europese gedachte en van de uitwerking van de Europese unie.
U spreekt steeds over Europees parlement, Europese gedachte, enzovoort. Maar hebben we het nu niet over een geamputeerd Europa? Hoe ziet u de toekomstige ontwikkeling in het andere deel van Europa dat toch ook cultureel en historisch gezien bij Europa hoort. Hoe zouden we toe kunnen groeien naar een Europees parlement waar zowel Oost als West in zit.
Dat is een moeilijke zaak. Dat is de kwestie waarmee we in de Europese veiligheidsconferentie bezig zijn. Het probleem is dat het oost- | |
| |
blok die conferentie vooral wil zien als een bevestiging van de status quo, de handhaving van de grenzen zoals ze zijn. Bovendien willen ze intensievere economische betrekkingen. En dan is er nog de beroemde ‘derde mand’ (de uitwisseling van personen en ideeën) die problemen oplevert. Ik geloof dat wij daar eindeloos aan moeten sleutelen. Ik zie niet direct gebeuren dat de Sovjet-Unie, de Comecon en het Warschau-pact hun ideeën prijsgeven.
Maar we zitten in de Verenigde Naties toch ook met communistische landen? Is het noodzakelijk voor een apparaat als het Europese parlement, waar socialistische of communistische en democratische landen samen in éen parlement zitten, dat zij hun interne politieke overtuigingen laten varen?
In Frankrijk zijn op het ogenblik vierhonderd bedrijven die zaken doen met de Sovjet-Unie. U weet wat de Bondsrepubliek aan zaken doet in het Oosten. Een Chinese ambassadeur bij de eeg is interessant, maar is een Russische ambassadeur geen urgentere zaak?
Hier heb ik mijn ideeën over. Ik heb in mijn beleidsperiode altijd gepleit voor opening, een open wereld. Het gaat erom de mensen met elkaar te verenigen. Ik heb dat ook bepleit met betrekking tot Rusland. Ik heb zelf allerlei contacten gehad, ook in China waar ik net opnieuw geweest ben. De Sovjets hebben nog altijd veel moeite de eeg als zodanig te erkennen. In tegenstelling met hen houden de Chinezen ons voor, dat wij ons dienen te verenigen, dat wij onze verdediging ook niet moeten verwaarlozen. Een enigszins tegenstrijdige ontwikkeling dus tussen deze beide grote communistische staten. Dat neemt niet weg dat wij ons moeten openstellen voor de Sovjet-Unie en China en bewerkstelligen dat deze landen zich ook openstellen voor ons. Het is een moeizame zaak omdat er (en dat is misschien heel merkwaardig) een zekere angst heerst in het oostblok voor het toelaten van vrijheden. Men heeft een zekere angst om de vrijheid van meningsuiting, van godsdienst en van politieke bijeenkomst toe te laten. Alle vrijheden die wij kennen vanaf de Franse revolutie; men staat daar nog niet voor open. Wij moeten niet bang zijn voor die angst. U wijst erop dat firma's zaken doen met de Sovjets. Hetzelfde is het geval met China. Wij moeten daarvan gebruik maken, en zeggen dat als ze onze technische kundigheden willen benutten, wij daar volledig mee akkoord gaan, maar dat wij daartegenover graag willen dat dit dan gepaard gaat met, enzovoorts. Dit is een moeizame zaak. Ontspanning willen we allemaal, omdat het alternatief bekend is. Toch is die ontspanning alleen maar mogelijk bij de grootste militaire macht die er nu bestaat in het Oosten. Ontwapenen is het niet want dan maak je jezelf zo zwak, dat je je op een gegeven moment reduceert tot een welhaast onweer- | |
| |
staanbare prooi...
... 1940...
Niet alleen 1940, maar u moet denken aan het Britse imperium op zijn hoogtepunt, om maar éen voorbeeld te noemen. Toen was het voldoende te zeggen: ‘Als er dit en dat niet gebeurt dan sturen we een kanonneerboot.’ Die boot voer niet uit, maar de dreiging regelde intussen iets in een ander deel van de wereld. Vandaar dat het irrelevant is te vragen of er al dan niet een inval zal komen. Er hoeft geen invalplaats te vinden als men een overmacht heeft. Daarom ontspanning, zeker, maar ontspanning is onmogelijk zonder inspanning. Ik wijs er altijd op, men denkt vaak in een zekere staat van euforie, nou wij hebben nu ontspanning en nu kunnen we gods water wel over gods akker laten vloeien en het is allemaal botertje aan de boom; dat is het natuurlijk niet. Als men dat tegen mensen uit het Oosten zegt, als men zegt, waar het op staat, dan accepteren ze dat ook wel. Ze lachen immers nooit hartelijker dan om die mensen die denken we gaan fraternizen!
De London Times heeft onlangs in een hoofdartikel gesproken over de noodzaak om te komen tot een cross-fertilisation van Oost- en West-Europa.
Dat zegt mij veel, want ik ben ook een halve boer. Dat is het kruisen van zaden en gewassen. Dat kan gebeuren met dierlijke zaden en met groentezaden, het kruisen van gewassen. Ik ben ervoor, dat wij zoveel mogelijk Dostojevski, Tolstoj, Poesjkin en andere schrijvers lezen. Maar ik wil ook zo graag dat zij dan eens Carmiggelt lezen vertaald in het Russisch, of de Canard Enchainé. Maar zover zijn we nog niet.
Er is in Nederland de gedachte geopperd, dat, sinds we een ministerie van Ontwikkelingshulp hebben...
Met een bekende bewindsman.
Met een zeer bekende bewindsman; dat het misschien noodzakelijk is geworden, om een ministerie voor Oostblokzaken op te richten. Nederland loopt warm voor Angola en Mozambique, maar waarom geen grotere ambassades en meer uitwisseling en grotere contacten met Oost-Europa? De koning van België is in 1975 in Moskou geweest, wat tot een enorm oliecontract heeft geleid.
Daar ben ik niet tegen. Als ik me niet vergis zijn er ook representanten van ons koninklijk huis in Moskou geweest. De Deense koningin is er geweest met haar gemaal. Maar ik dacht niet dat je hiervoor een speciaal ministerie voor Oostblokzaken nodig had. Dan zou je op een
| |
| |
gegeven moment een ministerie voor Afrikaanse Zaken, voor Amerika of voor de Navo, voor Oostblokzaken, voor eeg-zaken krijgen. Dan zou er een hopeloze versplintering optreden, die ik niet nodig vind. Ik herhaal wat ik hierover gezegd heb. Wij staan open, wij moeten openstaan voor dat Oosten. Maar er ook naar streven, dat dat Oosten voor ons openstaat. Het moet een tweezijdig verkeer worden en niet eenzijdig. Ik herinner mij, dat bijvoorbeeld Russische diplomaten, in gesprekken die ik met ze heb gehad, wat betreft die opening, de geestelijke vrijheid, de uitwisseling van ideeën, dat die tegen mij hebben gezegd: ‘Vergeet dat maar, het gaat jullie alleen maar om de import van pornografie uit Amsterdam en Zweden! Dat tast de sociale en de geestelijke ondergrond van ons regime aan, meneer, dat moet u vergeten!’ Waarop ik heb geantwoord: ‘Dat vergeten wij niet, want wij lezen ook alle produkten van uw geestelijke grootheden!’
Laat ik zeggen, de Dam in Amsterdam, om het nu maar eens heel wild te zeggen, de Dam in Amsterdam en het Rode Plein zijn onvergelijkbare grootheden. Wat kan gebeuren in Amsterdam dat is in geen velden en wegen mogelijk op het Rode Plein. Ik zeg dit sine ira et studio, want u hoort hier geen anti-man praten, maar ik constateer een feit. De kleinzoon van Litvinof heeft een pak slaag gekregen en is in de kast terechtgekomen, toen hij maar even zo zijn mond open deed op het Rode Plein. Daar moet je je natuurlijk van bewust zijn als je praat met die mensen, want ik wil met ze praten. Maar ik herhaal, tussen het Damrak in Amsterdam, waar wij van alles en nog wat kunnen uithalen, zoals u weet...
... hasjiesj roken bij het nationaal monument...
... hasjiesj roken bij het monument! Van mij mag alles, want ik ben iemand van de permissive society. Onze gemeenschap in Nederland is een tolerante gemeenschap. Bij ons is alles toegelaten wat niet verboden is. Dat is een beetje rimram geweest van een thans uitgestorven politieke groepering, die zogenaamde toelatende maatschappij, leest u maar het wetboek van strafrecht. Iets is alleen dan strafbaar wanneer het tevoren bij een bepaalde wet is verboden. Dus er is een hemelsbreed verschil tussen onze maatschappij en de maatschappij in het Oosten. Daar wil ik graag een kruisbevruchting tussen tot stand brengen, maar over kruisbevruchtingen gesproken: u moet eens zien wat voor moeite u heeft om een vrouw uit Rusland te halen, wanneer u die zou mogen begeren als echtgenote.
Hoe staat u tegenover het tempo, waarin deze hele Europese zaak zich beweegt en wat zou gedaan kunnen worden om dat tempo te verhogen.
Dat tempo zou verhoogd moeten worden door die hele Europese
| |
| |
idee meer tot de gewone man te laten spreken.
De taak van de media en de politici.
Dat is onze taak. Daar heb ik ook altijd mijn beleid op gericht, om de communicatie te verbeteren en het hele Europese idee meer tot de gewone man te laten spreken. Waarom gaat dat allemaal zo langzaam? Omdat de situatie nog zo ondoorzichtig is. Waarbij ook nog komt dat op het ogenblik er ook die zogenaamde economische recessie is, waardoor er eerder de neiging bestaat om de problemen per land af te doen. Denkt u aan de vakbonden. Denkt u aan de nieuwste geschiedenis tussen Nederland en België, dat contract. Wij zijn de laagste inschrijvers in Nederland. De Belgische vakbonden zeggen nee; hier zijn ook weer anti-tendensen, terwijl alles (milieu, werkloosheid en inflatie) met elkaar te maken heeft, die dingen kun je alleen maar in groter verband oplossen. Maar helaas door de ontwikkeling komen er weer antikrachten...
... zoals tijdens de energiecrisis dat iedereen probeerde op eigen houtje met de Arabieren zaken te doen.
Precies. Iedereen zei solidair te zijn. Iedereen zei wij moeten het samen doen, maar in wezen was het ieder voor zich en God of Allah voor ons allen. Dus dat is de realiteit, daar moeten we rekening mee houden. Ik besluit met nogmaals te zeggen, we kunnen dit alleen dan waar maken, wanneer we die zaak meer laten spreken tot de gewone man, wanneer we ook met onze Europese instellingen in éen plaats gaan werken, waar de pers ons kan vinden. Want we zitten tot dusverre in allerlei plaatsen, die bijzonder charmant en aantrekkelijk zijn, maar waar de pers niet komt, waar de media niet komen. Ik denk bijvoorbeeld aan Straatsburg met zijn steeds slechter wordende verbindingen...
... en die zes talen, is dat ook geen probleem.
Die zes talen is geen probleem want dat is een kwestie van techniek. Dat is een kwestie van mensen aanstellen en die in de cabines zetten. Dat is geen enkel probleem. We moeten met alle instituten, met de commissie, met de raad van ministers, met het parlement op éen plek zitten.
Waar, in Brussel?
Voor mij zal het einde Brussel moeten zijn. Zouden wij de Brusselse mensen naar een ander oord kunnen krijgen, tussen Straatsburg en Kehl of in Parijs of - het oord doet er niet toe. Als alles maar bij elkaar zit en als het goed bereikbaar is, waar we dan met name de pers tot
| |
| |
onze beschikking hebben, opdat we een groter reliëf krijgen in de publieke opinie.
Het valt dan ook op dat ons interview, terwijl u eigenlijk in Straatsburg werkzaam is, hier in Brussel plaatsvindt.
Dat komt omdat de uitvoerende macht, laten we zeggen van de Europese Gemeenschappen, in Brussel zit. Om onze controle uit te oefenen op die uitvoerende macht, komen wij vaak met onze commissies naar Brussel. Dat vind ik niet erg want het is wel te doen. Ik geef ook de meeste interviews in Brussel, want in Brussel heb ik de mensen. Zij komen niet naar Straatsburg. Dat is te ver weg, en de verbindingen zijn te slecht. Ik heb persconferenties gegeven in Brussel, daar waren dan tweehonderd man. Als ik persconferenties gaf in Straatsburg, mocht ik blij zijn als er twintig waren.
Sinds wij elkaar eerder spraken, is het rapport-Tindemans uitgekomen.
Ik sta nogal sceptisch tegenover wat dan nu heet het rapport-Tindemans. Ik heb ook gesproken met de heer Tindemans. Ik heb het voorrecht in de inhoudsopgave te staan, omdat ik het voorrecht heb gehad, door de heer Tindemans te zijn gevraagd om mijn visie te geven. Ik was toen voorzitter van het Europese parlement.
De bedoeling was immers per 1980 een Europese unie te bereiken en in 1978 rechtstreekse verkiezingen voor het Europese parlement, en nog veel meer zaken, zoals een Paspoortunie. Dit had ik ook aanbevolen aan Giscard d'Estaing, we moeten wat doen voor de gewone man. Geef de gewone man een papier in zijn zak. ‘Ah, monsieur le President, oui, vous avez raison, oui, on doit le faire, bon,’ zei de Franse president tegen mij. Ik had dus niet op het oog een Paspoortunie, maar gewoon een Europees identiteitsbewijs.
Gaat het gebeuren?
Gaat het gebeuren? De technocraten, de bureaucraten zitten nu zwaar tegen. Ze zitten nu allemaal te hakketakken over welke kleur het moet hebben, hoeveel pagina's en of het een linnen of papieren omslag moet hebben en hoeveel talen erin moeten komen. De bureaucraten weten ‘Europa’ wél tegen te houden natuurlijk. Terugkomend op uw vraag over Tindemans, ik ben van dat rapport-Tindemans nooit ondersteboven geweest. We leven nu in de tijd van het rapport-Tindemans. Ik geloof dat we er eigenlijk al voorbij zijn, want de zaak zit natuurlijk aan alle kanten vast. De oliecrisis, de energiecrisis heeft hiertoe bijgedragen. Alle lidstaten zijn toen weer op zichzelf teruggevallen. Het nationalistische hemd is weer nader dan de Europese rok. We zitten in Europa vol met mensen die meer denken aan de volgende verkiezing
| |
| |
dan aan een globale oplossing. Het wemelt in Europa van de politici. We hebben een geweldig manco aan waarachtige staatslieden van een Europese dimensie. We hebben zwakke gouvernementen, die geen concessies kunnen doen, die intern zeer verdeeld zijn. Stel u voor - en ik heb er vannacht nog over liggen dromen, want ik denk dag en nacht - François Ortoli gaat weg en nu krijgen we de grote Roy Jenkins. Die komt uit een regering in Engeland op het ogenblik, die half pro en half contra Europa is. Er zit ook een meneer Michael Foot in. Er zitten andere lieden in, die tegen Europa zijn. Dus wat wil die man ons komen brengen als onze nieuwe president? Iedereen is er zéer sceptisch over. We hebben drie presidenten gehad, Hallstein, Jean Rhey en Sicco Mansholt. Dat waren drie Europese commissies met presidenten - en ik spreek nu niet als lid van een partij - die alle drie er werkelijk waren. Onze huidige commissie heeft het af laten weten, is op dit moment zelfs bezig te sterven. Daarom ook heeft die motie van afkeuring van de Engelse conservatieven zo weinig zin. Die is dan gericht tegen meneer Lardinois. Maar meneer Lardinois heeft in maart al gezegd dat hij per 1 januari 1977 weg zal zijn. Dus wat heeft dat nog voor zin? Bovendien, wat heb je aan schieten op dode leeuwen? Maar goed, dat is de situatie.
Dat is een weinig optimistisch geluid...
Dat neemt niet weg dat ik toch optimistisch ben en blijf, als Europees liberaal, omdat het niet anders kan. Wij moeten blijven streven naar de verwerkelijking van de idealen van het Verdrag van Rome, namelijk een zo groot mogelijke vrijheid van beweging van mensen, diensten, goederen en kapitaal over een zo groot mogelijk Europa. Dit is een liberaal ideaal en op de grondslag van dat ideaal blijf ik strijden voor een Europese integratie.
Maar nu zegt u een zo groot mogelijk Europa. Calculeert u daar ook de mogelijkheid in tot uitbreiding van bijvoorbeeld de handel met Oost-Europa?
Niet alleen handel. Ik bid om contact met mensen die in Estland, Letland en Litauen leven of in de Oekraïne of in Roemenië - ik heb mezelf altijd gezien als een opendraaier van grenzen - laten we bidden, dat dit dus gebeurt. Riga en Enkhuizen waren in de veertiende eeuw steden die betrekkingen met elkaar hadden. Laten we hopen, dat het rond het jaar 2000 nog weer eens mogelijk zal zijn. Het zal voorlopig erg moeilijk blijven, maar het is wél mijn ideaal.
Ziet u toch ná de Conferentie van Helsinki enige positieve tekenen?
| |
| |
Ik ben ten aanzien van Helsinki nogal sceptisch...
Nog steeds dus.
Nog steeds. Ik was het en ik ben het nog, helaas, want ik zou graag een discussie willen hebben, ook met de Russen. Ik heb dat gedaan toen ik zelf in Rusland was. Ik heb gefraterniseerd met Russen, alleen toen ik te ver ging kwam er een grote broeder die zei, nou is het genoeg.
|
|