stappen, terwijl hij met de andere een Spaansche vlag vasthield, die met den stok in zijne zijde rustte. Hij droeg een zwarten hoed met witte vederen, was in geel laken gekleed, en met een fraai gewerkt borstharnas gedekt, waarover een sluier hing. Daar hij zich een eind weegs bezijden de batterij bevond, had hij van het kanon niets, maar van het slot alles te vreezen, en de Wapensmid kon niet begrijpen, waarom de vaandeldrager zoo roekeloos zijn leven waagde.
‘Geef acht!’ riep de Snijder, zijn musket aanleggende, ‘zoodra hij weder dezen weg opkomt, zult gij hem zien vallen.’
Op het oogenblik, dat hij met zijn oog over den loop zag, en zijne hand aan den trekker bracht om vuur te geven, hield de Wapensmid zijne hand vast, en zeide schielijk: ‘Ik verzoek genade voor hem; wat kan zijn dood ons helpen?’
‘Neem uwe hand weg,’ riep de Snijder barsch, terwijl de genoegelijke trek, die een oogenblik te voren zijn voorhoofd ontrimpeld had, snel verdween; ‘met uwe malle grillen houdt gij mij maar op; indien gij mij niet gestoord hadt, ware hij er nu reeds geweest; mijn kogel zou hem juist in het hoofd getroffen hebben.’
‘Hebt gij vergeten, Snijder?’ zeide de Wapensmid koel, ‘dat ik uw zoon en uwe vrouw met levensgevaar bij mij aan huis verborgen heb gehouden, toen de Spanjaarden hen zochten? waren dat ook grillen? Of denkt gij, dat hun leven dat van een kind niet waardig is?’
‘Neen, ik heb dat niet vergeten,’ antwoordde de Snijder, zijn musket terughalende. ‘Mijn zoon! reeds lang geleden heeft het Spaansche lood u getroffen, en uw vader leeft nog,’ vervolgde hij droevig. ‘Maar zeg mij, waarom stelt gij belang in den vaandrig? Want indien gij denkt, dat zijn dood ons geen voordeel kan aanbrengen, zoo zal zijn leven ons zulks nog veel minder doen.’
‘Omdat hij,’ hernam de Wapensmid, ‘mij, nu omtrent drie weken geleden, door zijne voorspraak, in den Bosch de poort heeft doen openen, ofschoon eenige soldaten mij wilden aanhouden; de eene dienst is den anderen waard.’
‘Het is zoo,’ zeide de Snijder; ‘ofschoon ik niet weet, of gij hem een grooten dienst gedaan hebt; hij had anders zijne laatste