Een woord aan den lezer der tweede uitgave.
Een tijdsverloop van vijf jaren, sedert de eerste uitgave van het Slot Loevestein in 1570, heeft mij natuurlijk meer en meer de gebreken van mijn eigen werk doen inzien, en ik ben thans meer dan ooit doordrongen van de inschikkelijkheid, waarmede het indertijd is gelezen en beoordeeld. Mijn verzoek om toegevendheid is niet te vergeefs geweest, en het goede onthaal, hetwelk dit mijn eerste werk reeds dadelijk is te beurt gevallen, deed den Uitgever besluiten, om een tweede uitgave er van te bezorgen.
De geheele uitverkoop van een werk zal wel geen doorgaand bewijs wezen van deszelfs nut of verdienste; doch waarom zou ik aarzelen te verklaren, dat de herdruk van dit geschiedkundig verhaal mij verheugt, en wel te meer, daar ik er door in de gelegenheid gesteld word, hun, die mijn werk zoo welwillend hebben ontvangen, voor hunne inschikkelijkheid te kunnen dank zeggen, daar ik dat genoegen alleen aan hen te danken heb.
Ofschoon omstandigheden mij verhinderden, om deze uitgave met bijzondere zorg na te zien, hetzij door eenige gedeelten om te werken of anderszins, vermeen ik ze met gerustheid te kunnen zien in het licht verschijnen, vertrouwende, dat het publiek zijn eenmaal geveld oordeel niet zal wijzigen of terugnemen; de laatste uitgave kan zich toch ook slechts door zuiverheid van stijl van de eerste onderscheiden, en te dien opzichte geloof ik, dat deze niet zal verloren hebben. Om dit