KU-385 (voor 1916)
Deersum (Fr.)
boerderij
1:400
1:100
(geen veldwerk aanwezig)
Deze boerderij uit Deersum werd door Uilkema in zijn boek uit 1916 aangehaald als voorbeeld van een grote Friese kophalsrompboerderij uit het einde van de 19e eeuw. Bij dit type had de melkkelder, die zich bij de oudere vormen veelal in het schuurgedeelte bevond, definitief een plaats gekregen onder de kop van de boerderij. Het voorhuis was nu geheel onderkelderd; de opkamer diende algemeen als pronkkamer of zitkamer. De dagelijkse woonruimte bevond zich in het halsgedeelte, onder het lagere dak. Voor in de schuur bevonden zich tenslotte de werkruimten voor de zuivelproduktie, zoals het karnhok en de spoelkeuken. Uilkema wees er in zijn tekst met nadruk op dat men deze boerderij kon beschouwen als de hoogste ontwikkelingsvorm van het Friese veeteeltbedrijf van vóór de oprichting van de zuivelfabrieken. In een volgend stadium zouden melkkelder, karnmolen en karnhok overbodig worden en verdwijnen.
Toch was ook bij deze nog vrij recente boerderij al weer het een en ander veranderd. Zo tekende Uilkema aan over de indeling van de schuur: ‘..Opgemerkt moet worden, dat de jongveestal (IX) steeds eindigt bij den muur, die gelegen is in het verlengde der lijn, die langs de rechtsche gebintstijlen getrokken, de schuurreed (XVI) van de gollen (XIII) scheidt. De veestanden, die men hier achter dezen muur op het einde van de schuurreed ziet en die bij den jongveestal schijnen te behooren, mogen daar niet zijn en zijn dan ook later bijgebouwd. De schuurreed dient alzoo door te loopen van de voor- tot de achterzijde der schuur..’. De koestal (die door Uilkema ook werd beschreven in zijn artikel over moderne stallenbouw) was nog grotendeels traditioneel, zij het met enkele moderne toevoegingen: ‘..De koestal heeft één rij standplaatsen (als vanouds nog 2 koeien op één standplaats), de jongveestal twee. Een zolder ligt er over. (...) Alleen karbeels en zeelpalen (de diagonale elementen) zijn van de koestijlen verdwenen, de in de gollen ingebouwde bedsteden eveneens, (...) de ventilatie is verbeterd en de standplaatsen zijn hooger geworden. (De verhooging dateert uit het midden der vorige eeuw; toen de veehandelaars uit het buitenland hier voor het eerst in de stallen verschenen en het streven ontstond de koeien reusachtig te doen lijken.)..’. Later is door andere onderzoekers wel betwijfeld of de wens de dieren groter te laten lijken werkelijk de reden was voor de verhoging van de standplaatsen. Uilkema, die uit een oude Friese boerenfamilie afkomstig was, had dit laatste verhaal echter vernomen van zijn vader, die zelf een veehoudersbedrijf had in de tijd waarin deze ontwikkelingen speelden.