KU-378 (voor 1916)
Oudwoude (Fr.)
boerderij
1:400
1:100
(geen veldwerk aanwezig)
Een vergelijkbare hoofdopzet als bij de vorige opmeting vertoonde deze in 1910 gebouwde stelp uit Oudwoude. Beide boerderijen waren dan ook ontworpen door dezelfde architect. Wagenhuis, paardestallen etc. bevonden zich hier weer in een afzonderlijk bijgebouw schuin achter de stelp, met een interne verbinding naar het hoofdgebouw. Ook de indeling van de boerderij zelf was in grote lijnen gelijk. De woonvertrekken waren door een gang en een portaal afgescheiden van de bedrijfsruimte. De koestal was ook hier weer een éénrijïge Hollandse stal die, net als in Roordahuizum, doorliep tot aan de voorgevel. Het voornaamste verschil tussen beide plattegronden was de indeling van de jongveestal. Terwijl die bij Roordahuizum nog dubbelrijïg en Fries van opzet was, had deze hier dezelfde indeling als de grote stal.
Over deze moderne enkelrijïge stalvorm schreef Uilkema in 1916, na de bespreking van de dubbelrijïge variant (KU-374 en KU-376): ‘..Het ligt voor de hand, dat vrijwel gelijktijdig met deze de éénrijïge Hollandsche stal zijn intrede in deze provincie heeft gedaan. Dit volgt al dadelijk uit de omstandigheid, dat hij slechts weinig meer breedte bezit dan de Friesche stal en dus evenals deze gemakkelijk onder het schuurdak plaats kan vinden. Daartoe behoeven bij een schuur van normale afmetingen de hoofdbalken slechts ± 1,60 M. over de gebintstijlen over te steken (zie doorsnede), om de voor dit staltype voldoende breedte van ± 5,70 M. te bereiken en tevens een voldoend hoogere buitenmuur te krijgen. Onderstaande figuur geeft plattegrond en doorsnede van eene moderne stelphuizinge te Oudwoude, waarin zich een dergelijke stal bevindt. (...) Zooals men ziet, ligt de eene buitendeur van den stal in den voorgevel, de beide andere in den achtergevel. Drie schuifdeuren naar de gollen maken de voedering gemakkelijk. Voor de voedergoot bevindt zich ook hier een breed schuin schot. De melkkamer (XI) is uiterst practisch geplaatst en evenzoo ingericht..’. Ook verder was de stal voorzien van verschillende moderne gemakken: ‘..Het waterreservoir bevindt zich boven in den rierenstal (jongveestal) (X), zoodat het profiteert van de stalwarmte. Een electromotor zorgt voor de vulling; is deze geschied, dan schakelt de stroom automatisch uit. De verlichting is natuurlijk eveneens electrisch..’. Alleen de ventilatie was naar Uilkema's mening nog niet ideaal: ‘..Uit de staldoorsnede blijkt, dat de (...) afgevoerde stallucht eene zolderruimte binnentreedt, welke ze door het riet van de tegenkap geleidelijk weer
verlaat, zoodat de stal feitelijk op de schuur ventileert..’. De warme, vochtige stallucht zou een ongunstige invloed hebben op de kwaliteit van het in de schuur bewaarde hooi.