KU-377 (voor 1916)
Roordahuizum (Fr.)
boerderij
1:400
1:100
(geen veldwerk aanwezig)
Deze tekening toont een volledig nieuwgebouwde boerderij, uit 1911. Behalve een plattegrond tekende Uilkema hier ook een doorsnede over de grote koestal, die een geheel nieuwe opzet had. Het betrof hier namelijk een éénrijïge Hollandse stal met afzonderlijke voer- en mestgang, waarbij het vee met de koppen naar de tasvakken stond. In de serie artikelen over stalverbetering die Uilkema in de jaren 1915/1916 publiceerde in een bouwkundig tijdschrift, schreef hij over dit voorbeeld: ‘..Uit de doorsnede van den stal bemerkt men (...) dat de Friesche veehouders zeer aan het gemak van de hooivoedering vanaf den zolder hechten. Men ziet hier, dat boven den voedergoot luiken in de zoldering zijn aangebracht, die openslaan in de richting van de gollen (tasvakken) af, zoodat het hooi in den loop van den dag van daar slechts op den zolder bij a behoeft te worden neergeworpen, om, als de voedertijd is aangebroken, door de luiken te worden geschoven, waarna het in de voedergoot valt. Inderdaad vergemakkelijkt dit den stalarbeid in hooge mate, en het is dan ook een van de eerste verbeteringen, die naast het aanbrengen van drinkgoten sedert 1880 in de Friesche stallen zijn aangebracht. De voederluiken staan veeltijds meer of minder ver open, om dienst te doen voor ventilatie. Daar ze zich boven de koppen der dieren bevinden kan mogelijke tocht hier weinig kwaad doen. Echter is inhaerent met deze methode van ventilatie het nadeel, dat daarbij de schuur de afgevoerde stallucht opneemt. (...) De kwestie van de bevestiging der dieren is in dezen stal (...) op practische wijze opgelost. Terwijl ter hoogte van de heupen slechts één gemeenschappelijke standpijp de standplaatsen scheidt, heeft elke koe ter hoogte van de schoft links en rechts van zich eene afzonderlijke pijp. Langs deze voorste standpijpen kan de ring der beide halskettingen van den leeren halsband zich op en neer bewegen, doch zoo, dat hij niet
lager kan zakken dan ± 50 cM. van den bodem. Daardoor behoeven de dieren niet steeds het geheele gewicht der kettingen te dragen, en bovendien wordt voorkomen, dat ze er met een voorbeen overheen stappen en daardoor ongelukken krijgen..’. Overigens had alleen de melkveestal deze moderne opzet; de jongveestal aan de achtergevel was dubbelrijïg en had de oude Friese indeling zonder voergang. De gehele boerderij had in opzet een stelpvorm, met de voornaamste woon- en bedrijfsruimten onder één dak; alleen aan de achterkant was nog een bijgebouw verbonden, met wagenhuis, bergruimte voor landbouwmachines en paardestal.