KU-372 (25/27 oktober 1930)
Jelsum (Fr.)
boerderij van A. Wassenaar
(geen lijntekening aanwezig)
Hoewel de hier afgebeelde opmetingstekening in elk geval wat het woonhuisgedeelte betreft onvoltooid is gebleven en ook een foto ontbreekt, is uit het beschikbare materiaal toch het een en ander af te lezen. Zo is duidelijk dat het hier moet zijn gegaan om een moderne boerderij, bestaande uit een halfvrijstaand woonhuis dat door een tussenlid was verbonden met het bedrijfsgedeelte in de grote schuur. Het woonhuis, dat op het veldwerk alleen in omtrek staat aangegeven, maakt een enigszins villa-achtige indruk door de grote erkeruitbouw aan de voorzijde. Het vierkante gedeelte aan de zijkant zou in dat geval kunnen duiden op een entree met trap en bordes. Van het tussenlid is alleen duidelijk dat dit smaller was dan het voorhuis en een afzonderlijke buitendeur had. Over de grote schuur geeft de tekening meer informatie. Het ging hier om een in hoofdopzet traditionele Friese schuur met een gewone gebintconstructie en zijbeukgebinten aan de kant van de deel. Gezien het grote aantal stallen moet het hier om een overwegend veeteeltbedrijf zijn gegaan. De beide grote tasvakken zullen dan ook vooral als hooiberging hebben gediend. De twee andere gebintvakken vormden, zoals uit de spaarzame veldwerknotities blijkt, een box voor circa 20 fokkalveren. Deze box was drie meter hoog; de ruimte daarboven werd als tasruimte gebruikt. De grote veestal in de zijbeuk telde 23 stallen, die gezien hun geringe breedte elk niet meer dan één koe zullen hebben gehuisvest; iedere standplaats was voorzien van een eigen stalraam. Het betrof hier blijkbaar een moderne versie van de Friese stal, waarbij diverse verbeteringen waren toegepast terwijl de traditionele hoofdopzet nog wel was aangehouden. Modern was ook de wijze van mestafvoer via een ondergrondse gierleiding naar een grote betonnen gierkelder op het erf. Deze put kon, naar Uilkema vermeldde, alle mest bevatten die de veestapel in tweeëneenhalve maand produceerde. Voor de aandrijving van de gierpomp maakte
men gebruik van een rosmolen. Een tweede, grotere mestvaalt lag achter op het erf. Achter in de schuur vond men verder nog een groot aantal kleinere stallen, die voor jongvee zullen zijn gebruikt. De gehele indeling doet vermoeden dat het hier een bedrijf betrof waarbij vooral de fokkerij van groot belang was. Ook de aanwezigheid van verscheidene stierestallen in één van de bijgebouwen wijst in deze richting. Het ontbreken van ruimten voor de zuivelproduktie, anders dan alleen het melklokaal aan het einde van de deel, zou erop kunnen duiden dat de boerderij werd gebouwd na de opkomst van de zuivelfabrieken. Het blijft echter mogelijk dat de tekening ook op dit punt gewoon onvoltooid is gebleven.