KU-370 (september 1932)
Eede (Zld.)
boerderij van F. Willems
(geen lijntekening aanwezig)
Ook al lag er een heel aantal jaren tussen deze en de vorige Zeeuwse opmeting (KU-301), toch vertoonden deze boerderijen een aantal opmerkelijke overeenkomsten. Beide hadden namelijk de langwerpige éénbeukige opzet die later wel zou worden beschouwd als één van de hoofdkenmerken van het oude Zeeuwse huistype. De betreffende boerderij was ditmaal echter geen keuterijtje, maar een bedrijf van zeker gemiddelde grootte. Ook aan de omvang en differentiatie van het woonhuis is te zien dat dit een vrij welvarende boerderij was. In het bedrijfsgedeelte lagen alle ruimten naast elkaar, deels door tussenwanden van elkaar gescheiden. Achter in de schuur bevond zich de paardestal, die volledig was afgescheiden van de rest van de schuurruimte en alleen vanaf het erf toegankelijk was. Het volgende schuurgedeelte, dat ook volledig op zichzelf stond, bevatte de dubbelrijïge koestal, met de beide stalrijen in dwarsrichting van het gebouw. Op het veldwerk van een eerdere opmeting (KU-223) had Uilkema al eens de notitie gemaakt dat de oudste Zeeuwse stallen blijkbaar niet in de zijbeuk lagen, maar dwars in de schuur. Latere onderzoekers zouden deze mening onderschrijven en de dwarsgelegen stal beschouwen als een zeer oud kenmerk. In deze stal stonden de koeien opgesteld met de achterzijde naar elkaar, twee aan twee tussen schotten. Aangezien de scheidingswanden naar de aanliggende ruimten hier geheel dicht waren en geen voederluiken bevatten, diende de gang tussen de beide stalrijen als zowel mest- als voedergang. Van de volgende drie gebintvakken, die direct aansloten aan het woonhuis dienden de twee buitenste als tasruimte, terwijl de middelste de dwarsdeel met de dorsvloer bevatte. Bij Uilkema's eerste bezoek aan deze boerderij, in 1932, bevond zich op het erf, vlak buiten de deeldeuren, nog een door vier paarden aangedreven dorsmolen (deze staat wel op de foto maar niet op de opmeting). Toen Uilkema hier zes jaar later nog eens terugkwam,
was de paardekracht inmiddels vervangen door een dieselmotor. Een verdere vergelijking van de foto's uit 1932 en 1938 geeft trouwens ook in ander opzicht een, gezien de toch maar korte tussentijd, verbazingwekkend groot aantal veranderingen te zien. Niet alleen de dorsmolen was verdwenen, maar ook waren de houten wanden van de schuur vervangen door gemetselde muren en was er een pannendak gekomen op de plaats van de oude rieten kap. Ook binnen moet wel het een en ander zijn veranderd. Uilkema was hier met zijn opmeting nog maar juist op tijd geweest. De tekening werd overigens niet meer uitgewerkt; alleen het veldwerk is hier bewaard gebleven.