KU-369 (16 september 1932)
Oldebroek (Gld.)
boerderij van Fam. Vissers
(geen lijntekening aanwezig)
Ook van deze boerderij is alleen de documentatie op veldwerk bewaard gebleven. Zelfs een foto ontbreekt in dit geval.
Het betrof hier een kleine tweebeukige keuterboerderij, van het type dat Uilkema ook in 1924 al eens had opgemeten (KU-244). Vrijwel alle deuren van woon- en bedrijfsgedeelte bevonden zich in de hoge zijgevel, waardoor het geheel deed denken aan een kleine langgevelboerderij. Aan de kant van het woonhuis bevond zich bovendien nog een aangebouwde werkplaats met een kleine smederij. Het woongedeelte bestond uit één enkele woonkamer (de ‘heerd’) met stookplaats en rookafvoer, één raam, een buitendeur en een deur naar de deel. Daarachter waren in de zijbeuk twee bedsteden uitgebouwd, met achter de slaapruimte nog een kleine kelder. In het aan het keldertje grenzende ‘waschhuis’ bevond zich de karn met ‘waage’ (waarmee vermoedelijk een wipkarn of wiegekarn wordt bedoeld) en een pomp. In het kleine bedrijfsgedeelte werd de gehele binnenstijlruimte ingenomen door de open deel, met daarboven graanberging. De koestal met grup en mestluiken lag in de zijbeuk. Uilkema noteerde dat de voedergoot, die voor de stal langs liep, er niet altijd was geweest: ‘..vroeger vraten de koeien van de platte deel..’.
De dwarsdoorsnede van het hoofdgebouw geeft een goed beeld van de tweebeukige opzet met ankerbalkconstructie. Uit bouwsporen in de korte gevel, in de lijn van de gebintstijlen, meende Uilkema echter te kunnen opmaken dat de zijbeuk hier waarschijnlijk pas later was toegevoegd: ‘..op dit punt zijn speren in de muur, die bewijzen dat het huis vroeger smaller was..’. Uit een vaag schetsje van een schilddaksilhouet valt op te maken hoe de kapvorm van het gebouw was. Wellicht werd dat hier toegevoegd bij gebrek aan foto.
Tenslotte bevat het veldwerk nog enkele gegevens over de op het erf aanwezige vierroedenberg: ‘..afstand 2 roeien van de berg: 4 M.; “berglanen, bergroeien, bergnagels”, waar de lanen op rusten. Bergwaag met stoel om de kap omhoog te zetten. De waag heeft een draad inwendig, drijft de laan omhoog..’.
De meeste overige opmerkingen op dit veldwerk betreffen dialectbenamingen, oude maataanduidingen en dergelijke.