KU-368 (22 september 1932)
Nunspeet (Gld.)
boerderij van K. Polinder
Deze Gelderse documentatie, die werd verricht tegen het einde van Uilkema's landelijke onderzoek, werd door hem helaas niet meer uitgewerkt en is dus alleen in veldwerk bewaard gebleven. Het betrof hier een eenvoudig boerderijtype met dwarsdeel. Het volledige complex bestond uit het hoofdgebouw, een éénroedeberg, een vijfroedenberg en een vrijstaande schuur. Over het geheel tekende Uilkema nog aan: ‘
..Het huis staat op de hof; daarachter is de brink, waar de schuur staat, en de mesthoop. In de hof is groentetuin en bloementuin en huis. Een “boerenerf” is hier de geheele boerderij met al het land. Een stuk bouwland heet “eng”..’. De éénroedeberg werd plaatselijk blijkbaar ook wel ‘erwtemiet’ genoemd en bestond eenvoudigweg uit een stok in de grond met een beweegbare strokap; de vijfroedenberg had zijden met een lengte van
4,40 m. De indeling van het hoofdgebouw was zeer eenvoudig: de hallehuisopzet met driedeling was hier nog goed herkenbaar; in het woongedeelte was nog geen afzonderlijke gang aangelegd en de voordeur kwam rechtstreeks uit in de woonruimte. De zijkamer, die behalve de zijbeuk ook een gedeelte van de middenbeuk besloeg, had evenals de middenkamer bedsteden, een voordeur en een stookplaats, wat zou kunnen duiden op dubbele bewoning. De stookplaatsen lagen beide aan de scheidingswand tussen midden- en zijkamer. In de zijbeuk aan de andere kant van het huis vond men een ruimte die ‘gote’ werd genoemd en diende als spoelruimte en voor karnen en wassen; daarvoor, aan de voorgevel, lag een keldertje met een kleine opkamer. Het bedrijfsgedeelte had de deeldeuren terugliggend in de zijgevel en een open middenlangsdeel met een lemen vloer. Op de balken lagen slieten voor de opslag van het ongedorste graan: rogge, haver en boekweit. De koestal lag in de zijbeuk tegenover de deeldeuren; de eenvoudige grupstal met mestluiken bleek echter een recente aanpassing. Uilkema noteerde hier: ‘
..Vroeger toen de stallen potstallen waren werd de stal eens per week uitgemest..’. De achtergevel was van hout op een lage grondmuur; in deze gevel bevond zich als enige opening een klein luik vlak boven grondmuur. Bij de vrijstaande schuur naast de boerderij werd door Uilkema aangetekend dat deze ingegraven stijlen had en dat ook de wanden geheel van hout waren, zonder grondmuur. Deze schuur werd gebruikt voor berging van karren, wagens en gereedschappen en als varkenshok, met een onoverdekt gedeelte als buitenverblijf. Tenslotte bevat het veldwerk nog gegevens over de veehouderij, die Uilkema blijkbaar van de bewoners te horen kreeg, zoals de tijden waarop werd gemolken (‘
..tweemaal melken, 's morgens 6 uur, 's avonds 6 uur..’) en de streekbenamingen voor vee van verschillende leeftijd.
(geen lijntekening aanwezig)