KU-367 (5 september 1931)
Kerkrade (L.)
boerderij ‘Oud-Ehrenstein’ van J. Boumans
1:400
De hier gedocumenteerde oude schuur maakte in opzet deel uit van een grote kasteelhoeve. Het bijbehorende kasteel was echter in 1910/1911 afgebroken en vervangen door nieuwe kloostergebouwen; de boerderij was afzonderlijk verpacht. De tekening laat hier overigens niet het volledige boerderijcomplex zien; de opmeting bleef beperkt tot de schuur, die een belangrijke rol zou spelen in Uilkema's onderzoek naar de ontwikkeling van de Limburgse schuurvormen. Daarbij vroeg hij zich af wat hier het oudste schuurtype was geweest: dat met dwarsdeel of dat met zijlangsdeel. In zijn uiteindelijke hoofdstuk over deze provincie vergeleek Uilkema deze kapitale stenen dwarsdeelschuur met een zeer eenvoudig, klein lemen exemplaar. Daarbij stelde hij dat men in beide gevallen bij de bouw, hetzij door beschikbare ruimte, middelen of situering, alle mogelijkheid had gehad om te kiezen voor het veel praktischer zijlangsdeelprincipe. Het feit dat beide desondanks een dwarsdeel hadden gold voor Uilkema dan ook als bewijs dat dit indertijd de enige en dus ook de oudste oplossing moest zijn geweest. Op de lijntekening staan de beide schuren op dezelfde schaal naast elkaar afgebeeld, waardoor het kolossale verschil in afmetingen goed uitkomt. (Van de kleinere schuur is overigens geen veldwerktekening bewaard gebleven. Uilkema vermeldde alleen dat het hier een schuur uit Hoensbroek betrof.)
De (niet opgemeten) poort van het boerderijcomplex droeg het jaartal 1722; de bijbehorende bedrijfsgebouwen waren volgens Uilkema echter veel ouder, waarin hij - althans wat het opgemeten deel betreft - vermoedelijk gelijk had. De afmetingen van deze schuur bedroegen 49,8 bij 10,3 m, met een nokhoogte van 16,7 m. De bijna 8 m hoge zijmuren waren in kruisverband gemetseld, hadden een dikte van meer dan 80 cm en waren volgens een notitie op het veldwerk 2 m diep gefundeerd. Aan de buitenzijde van het complex bevonden zich op 1,6 m boven het maaiveld verscheidene smalle, door natuursteen omlijste openingen, die door Uilkema als schietgaten werden beschouwd maar vermoedelijk voor ventilatie dienden. Aan de binnenplaatszijde bevonden zich twee zeer grote boogvormige doorgangen ter plaatse van de beide dwarsdelen en enkele kleinere muuropeningen naar de diverse stal- en tasruimten. Achter in het gebouw vond men nog een typische kasteelboerderij-functie: een brouwhuis, dat later dienst had gedaan als jeneverstokerij. De zolder boven dit gedeelte werd gebruikt voor graanopslag. Bij de boerderij behoorde ten tijde van de opmeting nog 90 bunder land, ofwel ongeveer 72 hectare.