KU-366 (4 september 1931)
Melick (L.)
boerderij van P. Smeets
1:400
In zijn hoofdstuk over de Noordlimburgse ontwikkeling presenteerde Uilkema deze boerderij als een goed voorbeeld van een recente kleine hoeve. Hier was de te bergen oogst blijkbaar zo gering dat daarvoor geen afzonderlijke schuur nodig was. Een ruimte voor oogstopslag en de bijbehorende dorsvloer waren hier aan het hoofdgebouw aangebouwd, achter de koestal. De deuren voor de deel, de stal en ook die van het woonhuis lagen alle in de lange gevel. Het gebouw als geheel deed daarmee sterk denken aan het Brabantse langgeveltype.
De constructie was grotendeels modern; in plaats van gebinten had men hier in de muren opgelegde balken. De zijgevels waren daardoor voldoende hoog voor de verschillende daarin aangebrachte deuren en ramen. De scheidingswand in lengterichting gaf de balken halverwege een extra ondersteuning. Opvallend is de hoge borstwering van de zolderverdieping en de combinatie in de kapconstructie van schaarspanten met spantbalk en de daarbij aangebracht nokstijltjes. Ook in de indeling waren oude en nieuwe elementen gecombineerd. Zo was hier nog wel een potstal aanwezig (een halve meter diep, volgens notitie op het veldwerk). De koeien stonden daarin opgesteld met de koppen naar de voor de stal gelegen, smalle voergang. Naast de koestal, maar volledig daarvan gescheiden, bevond zich de paardestal. De varkens waren buiten ondergebracht, in een afzonderlijk aanbouwtje aan de lange gevel. Het woonhuis bezat de (ook in Brabant veel voorkomende) opzet met twee traveeën van elk twee kamers naast elkaar, waarbij hier bovendien nog een gang was afgescheiden achter de voordeur. Langs de kopgevel lagen een slaapkamer en de ‘goeie kamer’; daarachter, aan de andere kant van de gang, vond men de keuken. De hal-achtige ruimte van waaruit zowel het erf als het achterhuis te bereiken was droeg de oude naam van ‘hoes’ en was dus vermoedelijk als dagelijkse woonruimte in gebruik. De zich hier bevindende keldertoegang, de stookplaats en de directe verbinding met de koestal doen vermoeden dat hier ook de eventuele zuivelbereiding plaatsvond. De zolder boven het voorste gedeelte van de woning bevatte twee slaapkamers; de rest, boven ‘hoes’ en stal, was volgens een aantekening op het veldwerk in gebruik voor hooiberging. Over de indeling van het woonhuis stelde Uilkema in zijn uiteindelijke tekst, dat hier de oorspronkelijke driedeling van het oude Brabants-Noordlimburgse huistype had plaats gemaakt voor een tweedeling. De aanwezigheid van de
extra vertrekken vóór het ‘hoes’, zou daarbij hebben geleid tot de plaatsing van de voordeur in de lange gevel.