KU-365 (voor 1916)
Knijpe (Fr.)
rundveestal van dhr. Ruiter
1:200
Deze dubbelrijïge stal dateerde uit 1911 en was dus ten tijde van de opmeting nog zeer nieuw. De hier toegepaste moderne opzet bevatte naar Uilkema's mening diverse verbeteringen. Zo bracht de hier toegepaste opzet met verhoogde voergang voor het stalwerk veel voordeel met zich mee: ‘..Men kan de brokken persvoer en pulp, alsook hooi, dat door de dieren naar voren is geworpen, met enkele bezemstreken weer in de goot deponeeren, zoodat de schotten hier overbodig zijn. Een voordeel van den verhoogden voedergang is nog, dat deze meteen smaller kan zijn, dan bij de aanwezigheid van schotten, die steeds een weinig naar voren behooren over te hellen (omdat loodrechte schotten het overwerpen van hooi niet voldoende tegengaan) en daardoor de beschikbare ruimte voor den arbeid verkleinen. En eene geringere breedte van de voedergang brengt meteen eene kleinere breedte van den geheelen stal mee, hetgeen weer de bouwkosten ten goede komt wat in den loop der jaren influenceert op de rentabiliteit van het bedrijf..’.
Bij de bouw van moderne stallen werd, naar Uilkema vaststelde, vaak te weinig rekening gehouden met isolatie van het gebouw, waardoor de temperatuur van de stal te laag was en de vochtige stallucht voor hinderlijke condensatie zorgde. Hier was echter een soort dakisolatie aangebracht die goed functioneerde: ‘..Eene afdoende verbetering bij dit staltype wat de temperatuur betreft, bracht evenwel de heer Ruiter te Knijpe bij Heerenveen. Deze liet op zijn stal reeds tijdens den bouw in 1911 het riet bedekken met eene laag kalkmortel, en dit zoo goed, dat het doorspelen van den wind voorgoed onmogelijk was. Vervolgens werden de pannen gelegd. De uitkomst was alleszins bevredigend, de stal van den heer Ruiter is gedurende den winter in al zijn deelen kurkdroog en heeft een aangename temperatuur..’. Van een echte vernieuwing was hier, naar Uilkema aantekende, geen sprake; een vergelijkbare isolatiemethode was al veel langer bekend: ‘..Toch is de kalkbedekking op het riet eigenlijk geen nieuwe vinding, maar eenvoudig een nieuwe toepassing van een zeer oude methode, waarvan de heugenis overigens verloren is gegaan, doch waarvan ik nog de sporen gevonden heb. Er is niets nieuws onder de zon, en het is een feit dat men oudtijds wel het riet tusschen de daksparren van den koestal bedekte met een flinke laag dunnen koemest, waarop en waarin dan de pannen werden gelegd. Deze mest vormde later eene samenhangende, wind afsluitende, poreuze, slecht geleidende laag van eene consistentie als het papier onder de vloerbekleeding onzer woonvertrekken. We hebben hier dus een nieuw voorbeeld van den in de volkenkunde zoo bekende regel, dat dezelfde omstandigheden en ervaringen, in alle tijden en overal voeren tot dezelfde of in elk geval overeenkomstige gevolgen en conclusies..’.