KU-364 (2 oktober 1930)
Sybrandahuis (Fr.)
boerderij van P.D. de Groot
1:400
Dit is de derde grote Friese boerderij die Uilkema in het najaar van 1930 binnen één week tijd documenteerde. Ook hier betrof het weer een in opzet gemengd bedrijf, dat ditmaal echter, in tegenstelling tot het vorige voorbeeld, nog volledig als zodanig functioneerde. De foto die Uilkema van de achtergevel maakte geeft in één oogopslag een beeld van de indeling van een dergelijke akkerbouwboerderij. Links ziet men de toegang tot de stal, in het midden het van gordijntjes voorziene dorshuisvenster en rechts de grote inrijdeuren waarachter zich de deel uitstrekte. Op het veldwerk tekende Uilkema aan dat een gedeelte van de hier wel zeer brede werkvloer werd gebruikt voor extra hooiopslag. De strook direct langs de zijgevel diende als veulenstal. Vermoedelijk werd daarvoor ieder voorjaar, wanneer dat nodig was, een tijdelijke stal getimmerd; op het veldwerk staat deze alleen in stippellijn aangegeven en op de uitgewerkte tekening ontbreekt ze geheel. De dorsvloer grensde, zoals meestal, aan de paardestallen en de tussenmuur was voorzien van de gebruikelijke hoge voederluiken. De koestal was bij deze boerderij nog gedeeltelijk dubbelrijïg. Gezien de kleinere afmetingen van de tegen de tasvakken gelegen stallen zullen deze bestemd zijn geweest voor jongvee. Dichter naar het voorhuis toe was aan deze kant bovendien een tweetal bedsteden in de tasruimte ingebouwd, waarschijnlijk voor het personeel. De andere stalrij, die langs de zijgevel lag, telde elf ‘stallen’, elk voor twee stuks vee. Helemaal aan het einde, naast de buitendeur, bevond zich aansluitend aan de grup ‘het huisje’ voor de menselijke bewoners.
Het voorhuis telde twee vertrekken met de gebruikelijke tussenliggende bedstedenstrook en daaronder een kleine kelder. De echte melkkelder bevond zich vóór in de schuur, aansluitend aan de karnruimte. In dit opzicht laat deze opmeting zich goed met de voorgaande vergelijken. De koestal, die daar echter door een gang van de woonruimten gescheiden was, liep hier door tot aan de middelkamer. Door het ontbreken van een foto van deze zijde van de boerderij is niet met zekerheid vast te stellen hoe de aansluiting tussen voorhuis en schuur hier verliep. Indien voor- en middelkamer zich net als bij de vorige voorbeelden beide in het voorhuis bevonden moet het halsgedeelte hebben ontbroken en betrof het dus een boerderij van het kopromptype. Een andere mogelijkheid is dat de middelkamer zich al in de lagere hals bevond en dat het eigenlijke voorhuis, de kop van de boerderij, alleen uit voorkamer en kelder bestond.