KU-358 (december 1929)
Menaldum (Fr.)
boerderij ‘Fjouwerhûs’ van S. Bontekoe
1:400
Deze enigszins met het hiervoor besproken gebouw vergelijkbare boerderij werd door Uilkema pas veel later, tegen het einde van zijn landelijke onderzoek, opgemeten. Het betrof opnieuw een grote oude kophalsrompboerderij met zeer langgerekt uitgebouwd voorhuis. Voorhuis en schuur dateerden hier nog grotendeels uit dezelfde periode, al zal in de loop der tijd natuurlijk wel het een en ander aan de inrichting zijn veranderd. In zijn plattegrondtekening gaf Uilkema naar eigen zeggen de toestand weer zoals die rond 1880 was geweest, wat betekent dat de recentste moderniseringen waren weggelaten. Boven het voorhuis bevon zich één kolossale zolderruimte voor de opslag van graan. De in de zijgevel aanwezige voordeur, die vermoedelijk ooit had dienstgedaan als lijkdeur, voor bijzondere gelegenheden, was inmiddels dichtgezet; erachter lag nu één van de bedsteden. Van voor naar achter telde het woonhuis op de begane grond de volgende ruimten: allereerst het bij de vorige opmeting besproken ‘binhûs’, vervolgens de ‘keamer’ (kamer, vermoedelijk de mooie kamer of zitkamer) en tenslotte het lagere ‘mulhûs’ (middelhuis), dat als keuken en dagelijkse woonruimte fungeerde. Daar weer achter, in het schuurgedeelte, lag de ruimte waar de zuivelproduktie plaatsvond. Aan de zijgevel was een melkkelder uitgebouwd; Uilkema meende, blijkens een aantekening op het veldwerk, dat deze in dit geval nog wel van ouder datum kon zijn dan de rest van het gebouw. Vanuit de karnruimte had men rechtstreeks toegang tot de schuurruimte met de tasvakken, waar zich ook de karnmolen bevond, die door de muur heen was verbonden met de karnton. Een tweede deur in de karnkamer kwam uit in de koestal. Daar stond al het rundvee in één lange rij langs de zijgevel, twee aan twee gescheiden door houten schotten. Achter in de stal, aan de kant van de middenbeuk, vond men de grote paardestal. Het voeren vond hier
plaats vanaf de aan deze stal aansluitende dorsvloer. Opvallend is dat de lange, brede ‘schuurreed’ of deel hier maar één stel deeldeuren had, ondanks het feit dat in voor- of zijgevel voldoende plaats zou zijn geweest voor een tweede toegang. Hoewel een doorsnede ontbreekt, valt tenslotte uit de op de plattegrond aangegeven rij kleinere stijlen op te maken dat de schuur aan de kant van de deel was voorzien van een zijbeukgebint, een afzonderlijke draagconstructie voor de brede zijbeuk. Een dergelijke constructie kwam vooral voor bij zeer grote en brede schuren; ook bij de vorige opmeting was dit het geval. Het gebouw was dan in feite niet meer driebeukig maar vierbeukig van opzet. Een vergelijkbare doorsnede staat afgebeeld bij de opmetingen KU-157 en KU-340.