KU-346 (5 september 1928)
Haaren (N.-Br.)
boerderij ‘Nemelaer’
(geen lijntekening aanwezig)
Hier documenteerde Uilkema een bijzonder soort boerderij, namelijk een grote kasteelhoeve. De boerderij vormde hier in opzet een soort toeleverings- en dienstenbedrijf voor het bijbehorende adellijke huis, het slot Nemelaer. Ten tijde van Uilkema's bezoek was van deze dienstverlenende functie echter geen sprake meer. Het kasteel stond al sedert de dood van de laatste, in 1895 overleden, eigenaar leeg. Het gebouw, zo had deze in een bizarre testamentaire bepaling vastgelegd, zou na zijn dood 70 jaar lang onbewoond en afgesloten moeten blijven. De kasteelboerderij werd met alle bijgebouwen door de erfgenamen verpacht. Uilkema bezocht hier dan ook alleen de bedrijfsgebouwen; zelfs de plaats of de omtrek van het slot werd (hoewel dit op de foto zichtbaar is) niet op de tekening aangegeven. Behalve de gebouwen zelf fotografeerde Uilkema hier ook een recente, nogal amateuristische, schildering waarop het jaartal 1620 stond vermeld als datering van het kasteel. Mogelijk werd deze afbeelding ten gelegenheid van de een of andere festiviteit vervaardigd. Verder noteerde hij nog dat in de toegangspoort tot de boerderij 1666 stond aangegeven, terwijl zich ergens op de boerderijgebouwen ook het jaartal 1757 bevond, in muurankers. De ‘stal’ en de ‘schuur’ (vermoedelijk de bouwdelen uiterst rechts op de plattegrond) zouden in 1908 op de oude grondslag geheel zijn vernieuwd.
Op de opmetingstekening, die overigens nooit verder werd uitgewerkt, is te zien dat het hier een zeer groot complex betrof. Gedeeltelijk bestond dit uit specifieke dienstruimten voor het kasteel, zoals een koetshuis, grote paardestallen, washuis, mangelkamer, timmerhuis, bergplaatsen voor tuingereedschap en opslagplaatsen voor brandstof. Andere ruimten hoorden alleen bij het boerenbedrijf. Mogelijk was, hoewel dit niet staat aangetekend, het bedrijf ten tijde van de opmeting in twee pachtboerderijen gesplitst. Uilkema gaf hier namelijk twee volledige woonruimten aan, beide met kelder en opkamer en twee verschillende stalruimten met potstallen voor rundvee, waarvan er één zeer groot was. Over het gebruik van al deze ruimten staan echter geen nadere bijzonderheden aangegeven op het veldwerk. Het is niet bekend om welke reden Uilkema deze documentatie heeft willen vervaardigen; noch in de correspondentie, noch in de uiteindelijke tekst wordt hiervan enige melding gemaakt.