KU-344 (5 september 1928)
Gilze (N.-Br.)
boerderij van P. van Bavel
1:400
Hier stond het schuurgedeelte op ongebruikelijke wijze haaks op de stal. Dit maakte het in de praktijk mogelijk de voordelen van een zijlangsdeel te combineren met de bij de langgevelboerderij gebruikelijke plaats van de deeldeuren in de zijgevel. Naar Uilkema uit afbeeldingen op oude landmeterskaarten kon afleiden kwam een dergelijke haakse aanbouw vooral in de eerste stadia van de langgevelontwikkeling wel voor, toen het principe van de aanbouw in lengterichting zich nog niet algemeen had verspreid. Later zou deze laatste (goedkopere) oplossing echter algemeen zijn overgenomen, zowel voor grotere als voor kleinere bedrijven en zou de haakse opstelling meer en meer verdwijnen. De hier opgemeten boerderij uit Gilze behoorde dan ook tot de uitzonderingen. Dat het hier geen bijzonder oude boerderij betrof, valt behalve uit het langgeveluiterlijk ook op te maken uit verschillende zowel uit de foto als uit de plattegrond af te leiden kenmerken, zoals de hoge zijgevel, de muurankers die wijzen op in de muren opgelegde balken, de grupstal, en de vierdeling in de plattegrond van het woongedeelte. Uilkema noteerde verder dat ook de vee-opstelling (in twee rijen, met de achterkant naar elkaar gekeerd - een erfenis van de hier gebruikelijke wijze van opstelling in de oudere potstal) een goed voorbeeld was van de moderne Brabantse stalinrichting. Hij sprak in zijn hoofdstuk over de ontwikkeling in deze provincie dan ook de verwachting uit dat deze stalindeling vóór het einde van de 20e eeuw het meest voorkomende type zou zijn geworden in de Brabantse zandstreken. De (vermoedelijk latere) aanbouw aan het woongedeelte herbergde tenslotte nog het bakhuis met de oven en een serie varkensstallen. In plattegrond gezien lijkt het gebouw zich daardoor op het eerste gezicht te ontwikkelen in de richting van de gesloten hoeve. De samenstellende delen van het complex en de wijze waarop deze verbonden waren, zijn echter alle zeer kenmerkend Brabants te noemen. Uilkema
benadrukte dan ook dat het hier wel degelijk een langgevelontwikkeling betrof, ondanks de ongebruikelijke richting van de schuur. Het hoofdprincipe, de aanbouw van tasruimte achter de stal en de aanwezigheid van de voornaamste deuren in de lange gevel, zou hier onverminderd van toepassing zijn.