KU-329 (23 september 1927)
Schipluiden (Z.-H.)
boerderij van L. van Velsen
(geen lijntekening aanwezig)
Van deze fraaie krukhuisboerderij nam Uilkema in zijn concepttekst over Zuid-Holland wel een foto op, maar geen plattegrond. Het veldwerk, dat om onbekende reden niet verder werd uitgewerkt tot lijntekening, geeft een reconstructie te zien. Uilkema schreef daarbij: ‘..Het voor- en achterhuis is geteekend in den vroegeren toestand, de stal in den tegenwoordigen toestand. Deze stal is voor eenige jaren vernieuwd..’. Inderdaad is te zien dat indeling en afmetingen van de stal van het moderne Zuidhollandse type zijn, met hoge zijgevels, een smalle voergang tussen de twee rijen grupstallen en een draagconstructie met standvinken. In het achterhuis, de werkruimte tussen woning en stal, dat hier nog in open verbinding met de stal is getekend, staan echter de stijlen op veel grotere afstand van elkaar dan in het achterste deel van de stal. Dit suggereert dat hier in het voorgaande stadium mogelijk nog sprake was van een andere gebintconstructie. Op het veldwerk staat hiervan echter, in tegenstelling tot het nieuwere gedeelte, geen dwarsdoorsnede. Ook anderszins bevat deze documentatie minder informatie dan men hier wel zou wensen. Het beperkte aantal aantekeningen wekt niet de indruk dat deze boerderij Uilkema overmatig interesseerde. De enige langere notitie betreft een andere oude boerderij, waarop hij vermoedelijk tijdens zijn onderzoek hier werd geattendeerd: ‘..In de polder Zouteveen, Vlaardinger Ambacht staat een boerderij die alleen in het midden een zolder heeft over de koestal: alleen een zolder tusschen de stijlen. (...) Over de boenhoek helemaal geen zolder, over de dorschvloer ook geen zolder..’. Deze tip werd door hem serieus nagetrokken en resulteerde in de kort hierna vervaardigde opmeting KU-333.
Ondanks de summiere aanduidingen geeft de schetstekening van de plattegrond een vrij goed beeld van de hier onderzochte boerderij. Het woongedeelte bestond uit een groot ‘voorhuis’ (dat gezien de afstand van de eerste gebintstijlen in het achterhuis de volle breedte van de oude middenbeuk besloeg), met aan de ene zijde de grote uitgebouwde melkkelder met opkamer (‘hoogkamer’), en aan de andere zijde twee slaapkamertjes. Achter dit woongedeelte lag een travee met werkruimten, waarvan de ene helft ‘kelderhus’ en de andere ‘dorschvloer’ werd genoemd. Deze ruimten waren door een muur gescheiden van het ‘achterhuis’ met de stal en de karnruimte. De karnmolen was buiten aangebouwd aan de zijgevel. Ook het hooi voor het vee werd buiten bewaard, in twee grote kapbergen; naar Uilkema noteerde zou dit vroeger op de stalzolder geborgen zijn. Naast de hooibergen stond tenslotte nog een wagenschuur, met een aangebouwd gedeelte met varkensstallen.