KU-310/311 (29 juli 1927)
Hoensbroek (L.)
kasteelboerderij Hoensbroek
In zekere zin kwam Uilkema hier net te laat. Hoewel hij op veldwerk en lijntekening het volledige complex weergaf, met vermelding van de functies van alle ruimten, laat de op de binnenplaats genomen foto zien dat een gedeelte daarvan inmiddels niet meer bestond. Bij een brand eerder in datzelfde jaar was een aanzienlijk deel van het complex verwoest. De ruïnes waren echter nog wel aanwezig en maakten met behulp van inlichtingen van de pachter een betrouwbare reconstructie mogelijk. Het gehele complex van bedrijfsgebouwen was gesitueerd rond een tweetal binnenplaatsen, die tezamen als voorburcht dienden voor het kasteel. De gebouwen die het dichtst bij de kasteeltoegang lagen waren bedoeld voor de verzorging van de bewoners van het kasteel; het daaraan grenzende complex was
1:800
de feitelijke pachtboerderij. Dit had tot gevolg dat men hier twee graanschuren vond, twee koestallen, twee paardestallen etc. In de bij het kasteel behorende graanschuur werden de pachtopbrengsten geborgen, in de andere de opbrengst die de boer zelf voor eigen gebruik en voor de verkoop kon houden. Verder bevonden zich aan de kasteelzijde nog een smidse en een brouwhuis. De bij het kasteel behorende paardestal was uitsluitend bestemd voor ‘luxe’-paarden: rij- en tuigpaarden. Bij de pachtboerderij werden alleen werkpaarden gehouden, maar liefst twaalf in getal. Vanuit het oogpunt van de boerderij-ontwikkeling ging Uilkema's voornaamste interesse hier uit naar het pachtbedrijf. In zijn Limburgse tekst, waar hij een volledig hoofdstuk aan deze boerderij wijdde, stelde hij dat deze kon worden beschouwd als de hoogste ontwikkelingstrap van de 17e-eeuwse hoeve in deze streek. De ruime middelen en hoge ontwikkeling en sociale status van de eigenaren zouden ervoor borg hebben gestaan dat hier een voor zijn tijd optimaal ingericht bedrijf werd gesticht. Aan de oorspronkelijke opzet zou bovendien nog maar weinig zijn veranderd. Voor een beschrijving van deze boerderij wordt hier verder verwezen naar Uilkema's eigen tekst.
Behalve de plattegrond met de indeling van de gebouwen bevat het documentatiebestand bovendien een situatieschets van het gehele kasteelcomplex inclusief het omringende gebied. Hoewel deze situatietekening werd voorzien van een afzonderlijk nummer (KU-311), behoort deze onafscheidelijk bij de hierboven besproken opmeting. Uilkema heeft hier overigens niet zelf voor landmeter hoeven te spelen; het betreft hier een uitgewerkte versie van een bestaande kaart. Uilkema trok deze op het gemeentehuis met behulp van transparant tekenpapier over, om een beeld te kunnen geven van het grondgebruik van de verschillende bij de kasteelboerderij behorende landerijen.