KU-309 (17 juli 1927)
St. Odiliënberg (L.)
boerderij ‘Klein Dassenrath’ van L. Wolters
Ook deze boerderij werd door Uilkema opgezocht naar aanleiding van een afbeelding op een landmeterskaart. Het is het complex gemerkt GG. Een globale vergelijking tussen de oude en de nieuwe situatie laat zien dat hier misschien nog iets ouds bewaard zou kunnen zijn gebleven, althans indien de tekening op de kaart uit 1727 correct is. Deze laat immers twee evenwijdige bouwmassa's zien, waarvan één met een haakse aanbouw. Afgaande op de plaats van de schoorsteen zou dit laatste het woongedeelte met de koestal kunnen zijn, en dat er tegenover de schuur. De haakse aanbouw bevindt zich dan aan de kant van de stal. Alleen de verbinding met de schuur lijkt te ontbreken, evenals de afsluitende muur aan de open zijde van de binnenplaats. Het lijkt haast te mooi om waar te zijn - en dat is het ook. Een nadere bestudering van de kaart en van de opmerkingen op het veldwerk laat namelijk zien dat de oriëntatie van de boerderij absoluut niet klopt. De op de kaart aangegeven ‘Kerckweg’ blijkt in werkelijkheid aan de andere kant van het complex te lopen. De tekening op de kaart zou dus alleen aan het huidige complex kunnen worden gerelateerd wanneer men deze ten opzichte van de weg een halve slag zou draaien. Wellicht is dit ook de reden
Detail van ‘Caerte figurative van de situatie van Groot en Klein Paerdelaer’, 1727, getekend door landmeter G. Coolen (R.A. Limburg, 238)
geweest waarom Uilkema, ondanks de uitvoerige notities op het veldwerk, met deze opmeting uiteindelijk niets heeft gedaan. De plattegrond komt als één der weinige niet voor in de definitieve tekst.
Toch betreft het hier een interessant complex, waaraan mede door de uitgebreide documentatie heel wat valt af te lezen. Hoewel het hier om een gesloten hoeve ging, hadden verschillende bouwdelen hun eigen toegang aan de buitenzijde van het complex. Behalve de deeldeuren van de zijlangsdeelschuur kwamen ook de dubbele mestdeuren van de koestal rechtstreeks uit op de weg. Buiten langs de graanschuur bevond zich bovendien een afdak, waaronder landbouwwerktuigen werden bewaard. En ook de later aangebouwde varkensstal had een eigen toegang in de voorgevel. Alleen de woonruimten, de paardestal en het schapehok hadden de buitendeur uitsluitend aan de kant van de binnenplaats. De grote poort naar de binnenplaats had door deze meer gespreide toegankelijkheid van het complex sterk aan belang ingeboet. De indeling van het woonhuis met zijn vierdeling doet denken aan die van de recentere Brabantse boerderijen, evenals de verbinding tussen woning en voorstal en de grote, circa 1 m diepe potstal. Hier stond het vee in twee rijen opgesteld, met de koppen naar de smalle voergangen. De koestal werd, zoals Uilkema noteerde, om de vier weken uitgemest; de mest werd regelrecht naar het land gebracht. De mest van het overige vee (paarden, varkens, kalveren) werd dagelijks uit de stallen verwijderd en verzameld in het aan het einde van de schuur gelegen schapehok, dat dus tevens als vaaltstal functioneerde. De ruime binnenplaats bleef daardoor geheel vrij van mest. Daar bevond zich alleen een put, die in verbinding stond met de pomp in de stal, en een rosmolen, waarmee de dorsmachine op de deel werd aangedreven. Van de vier tasvakken in de schuur waren er twee bestemd voor haver, één voor tarwe en één voor rogge. Tussen dorsdeel en
graanvakken stond een 80 cm hoog muurtje, met daarop een balk waarop de stijlen stonden. Opmerkelijk is dat Uilkema op het veldwerk maar één rij stijlen aangaf (die op het muurtje), maar daar op de uitgewerkte tekening nog een tweede rij aan toevoegde. Of het hier twee verschillende bouwfasen betrof is niet duidelijk. Haaks op deze schuur bevond zich rondom de binnenplaats allereerst de kalverstal, waarvan de zolder in open verbinding stond met de aangrenzende dwarsdeel. Daarnaast stond het bakhuis met de oven en vervolgens de grote poort. Aan de andere kant van de poort vond men een veulen- en paardestal, met ruimte voor vijf paarden. Op de binnenplaats bevonden zich tenslotte nog twee uitbouwtjes. Eén hiervan staat op het veldwerk aangeduid als ‘eendenstal’, bij het andere staat met kennelijk ontzag: ‘..hond!..’ geschreven.
1:400