KU-299 (1926)
Klein-Morsum, Sylt (Dld.)
boerderij van F. Andresen
(geen lijntekening aanwezig)
Van deze boerderij op het Noordduitse eiland Sylt werd op Uilkema's verzoek een tekening gemaakt door de bewoner van een andere, daar wèl door hemzelf opgemeten hoeve, KU-282 uit Morsum. Deze tekende voor hem een plattegrond waarop zowel de tuin als de boerderij staan aangegeven. De grote rechthoek rechtsonder op de tekening, gemerkt ‘Guart’ is de tuin. De boerderij zelf had hier dus een merkwaardige, omgekeerde Z-vorm, die moet zijn ontstaan doordat aan een langwerpig woon-stalgedeelte een evenwijdige dwarsdeelschuur opzij werd aangebouwd. Het tasvak van deze schuur, dat vermoedelijk voor hooiberging diende, lag naast de oude stalruimte; de dwarsdeel (‘Loö’ genaamd) stak juist buiten de stal uit. Aan de andere kant van de dwarsdeel lagen een schapehok en een varkensstal. De mestvaalt (‘Misthaufen’) bevond zich in de hoek tussen stalgevel en schuur, op een centrale plaats ten opzichte van de diverse stalruimten. Het oudste bouwdeel bevatte woon- en werkruimten en een koestal, en had in grote lijnen dezelfde indeling als het eerder besproken voorbeeld uit Keitum, opmeting KU-284. Het woonhuis vertoonde in hoofdopzet de op Sylt gebruikelijke vierdeling. Aan het woongedeelte grensde een dwarsgang, waarop zowel een voor- als een achterdeur uitkwamen. Aan de andere kant van de gang lagen nog een kelder en een extra woonruimte, die beide mogelijk pas later in het bedrijfsgedeelte waren ingebouwd. Een smal gangetje tussen kelder en kamer verbond het woongedeelte met de stal. De koestal, die slechts twee standplaatsen telde (dus met ruimte voor slechts vier koeien), had de ook elders op Sylt voorkomende, typisch Friese stalindeling zonder voergang. Het vee stond twee aan twee door een houten schot gescheiden met de koppen naar de buitenmuur. Tussen standplaatsen en stalgang liep een grup.
De tekenaar gaf de buitenmuren van de boerderij aan met de schuine arcering die op bouwkundige tekeningen wel wordt gebruikt voor metselwerk; de deuren werden aangeduid door pijltjes. In de buitenmuren staan tenslotte op regelmatige afstanden kleine rechthoeken getekend, die zowel zouden kunnen wijzen op kleine vensters als op de aanwezigheid van muurstijlen in het metselwerk. In dat laatste geval zouden de ramen eenvoudigweg niet zijn aangegeven. Doordat van deze boerderij nòch een foto nòch een doorsnede bewaard is gebleven kan over de juiste betekenis van deze symbolen helaas geen zekerheid worden verkregen. De schetstekening werd door Uilkema nooit verder uitgewerkt.