KU-298 (23 oktober 1926)
Ulecoten (N.-Br.)
boerderij van B. Peters
1:400
Ook deze kleine Brabantse keuterboerderij had een geleidelijke groei doorgemaakt. De aanbouw van deel- en schuurruimte was hier echter op een heel andere manier gerealiseerd dan bij de eerder besproken voorbeelden. Dorsvloer en tas waren namelijk niet aan de stal aangebouwd, maar aan de woonhuiskant en dan ook nog eens haaks op de oudere bouwmassa. Volgens Uilkema moest dit desondanks toch worden beschouwd als een, zij het ongebruikelijke, vorm van langgevelontwikkeling, door het principe van het aanbouwen van een tasruimte aan het hoofdgebouw.
De wanden van deze boerderij bestonden deels uit baksteen en deels uit beleemd vlechtwerk of stro, zoals ook op de foto te zien is. De aangebouwde schuur, waarvan Uilkema een doorsnede tekende, had een eenvoudige, éénbeukige opzet met lage dekbalkgebinten. Woon- en stalgedeelte waren tweebeukig van opzet. Onder de grote schouw werd hier nog op de oude wijze een open vuur gestookt. Daarnaast bevond zich een bakoven, met daaronder een bergplaats waar's winters de aardappelen werden bewaard. Wat men hier kelder noemde was in feite een gelijkvloerse ruimte.
Ook vóór de aanbouw van de tasruimte was hier al het nodige veranderd. Zo vermeldde Uilkema dat de woonruimte ooit moest zijn vergroot ten koste van de voorstal. De oude plaats van de scheidingsmuur tussen woon- en stalruimte staat met een stippellijn aangegeven op de lijntekening. De potstal in het achterhuis lag op de oude plaats; alleen de werkvloer vóór de stal was door de genoemde verbouwing sterk versmald. De potstal was een halve meter diep; aan de zijkant voerde een hellend gangetje van de voergang naar beneden. Aan de achterkant bevond zich de brede deur waardoor de mest werd verwijderd. De deur in de tegenoverliggende gevel diende voornamelijk als toegang tot het ‘huske’ (toilet), dat hier als een open bak zonder enige verdere afscheiding in de potstal stond. In de kopgevel achter de stal (op de foto niet zichtbaar) bevond zich een luik, waardoor het hooi voor de koeien op de stalzolder werd gebracht.
De op de plattegrond weergegeven, vrijstaande schuur had een grotendeels tweebeukige opzet en vrijwel geheel strooien wanden; dit bijgebouw bevatte een kippenhok en bergruimte voor brandhout.