KU-288 (13 september 1926)
Wijnjeterp (Fr.)
boerderij van R. Oosterloo
1:400
Schuin achter deze grote Friese boerderij stond een type bijgebouw waarvoor Uilkema ook eerder al veel interesse had getoond, namelijk een jongveestal met potstal. Hoewel de gehele boerderij hier werd opgemeten ging de meeste aandacht bij de documentatie uit naar deze stal. Uilkema tekende alleen van dìt bouwdeel een dwarsdoorsnede en ook maakte hij allerlei aanvullende notities over het gebruik van de ruimte. De stal bevatte vooral jong rundvee maar ook enkele paarden, die in een afgescheiden hoek van de stal stonden. De potstal, die de gehele middenbeuk in beslag nam, was 1,25 m diep en werd uitgemest in maart of april en soms ook nog in augustus. Of het vee stond aangebonden wordt niet vermeld; vaak liep jongvee in dergelijke stallen los. De smalle zijbeuken dienden als voergang; daar werd het hooi voor de voedering neergelegd. Op de lage gebintbalken bewaarde men stro, dat vermoedelijk als stalstrooisel werd gebruikt. De draagconstructie bestond uit ankerbalkgebinten. De boerderij zelf had, hoewel Uilkema dat niet vermeldde, vermoedelijk een dekbalkconstructie, zoals de meeste Friese boerderijen.
De indeling van het bedrijfsgedeelte van het hoofdgebouw week blijkens de plattegrond verder niet af van dat van de ‘gewone’ Friese schuur. De middenbeuk werd voor het grootste deel in beslag genomen door tasruimte; het achterste vak diende, zoals bij alle gemengde bedrijven, als dorshuis. De zijbeuk bevatte de deel, die aan beide einden was voorzien van inrijdeuren, zodat de wagens door het gebouw heen konden rijden. In de andere zijbeuk bevond zich de grote rundveestal, met ruimte voor twintig koeien. Hier was geen sprake van een potstal, zoals in het bijgebouw, maar van een gewone Friese grupstal, waar het vee twee aan twee tussen koeschotten met de koppen naar de muur stond. Het voer werd van achter af tussen de dieren door op de stal gebracht. Vooraan in de stal gaf een deur toegang tot het karnhuis. Dit laatste grensde hier echter niet direct aan de karnmolen; tussen beide ruimten in lag nog een kamer met stookplaats, die als woonkeuken zal hebben gediend. Karn en karnmolen moeten hier dus door een zeer lange aandrijfstang verbonden zijn geweest. In het verlengde van de karnkamer lag tenslotte nog de melkkelder en het voorste deel van het voorhuis bevatte de woonkamer. Opvallend is hoe klein bij deze grote en ongetwijfeld welvarende boerderij de voor de mens gereserveerde ruimten waren. Voor het werkelijke wonen waren niet meer dan één kamer en een woonkeuken aanwezig en een viertal bedsteden. De gehele rest van het kolossale gebouw stond volledig in dienst van het bedrijf.