KU-284 (1 september 1926)
Keitum, Sylt (Dld.)
boerderij
Uit: Das Bauernhaus im Deutschen Reiche, 1906, p. 123
Deze derde Sylter opmeting toont een kleine boerderij uit Keitum, die nog dateerde uit 1739. Ook hier was de oude houtconstructie nog grotendeels aanwezig. De doorsnede over het stalgedeelte laat echter zien dat het daarbij ditmaal om ankerbalkgebinten ging! Uit een opmerking bij dit schetsje blijkt bovendien dat in hetzelfde gebouw ook nog dekbalkgebinten voorkwamen: ‘..De zolder over den stal ligt 1 voet lager dan de zolder over de rest. Vóór zijn de gebinten dus als op 283 is aangegeven..’. Met ‘283’ wordt ongetwijfeld bedoeld opmeting KU-283, van de hiervoor besproken boerderij uit Archsum, die voorzien was van dekbalkgebinten. Vermoedelijk stond het gebruik van de constructie met de lagere ankerbalken in verband met de functie van de zolderruimte als bergplaats voor de oogst. Evenals bij de vorige boerderij, waren de zijbeuken voor Nederlandse begrippen extreem smal, wat zeker te maken had met het gebruik van de zijgevel als voorgevel. Om daarin voldoende hoogte te krijgen voor de plaatsing van ramen en deuren moest men de gevel wel ver terug plaatsen, waardoor deze aan één zijde vrijwel tegen de draagconstructie aan kwam te staan. De muren hadden hier dus feitelijk nog alleen een afsluitende en geen dragende functie, wat kan worden beschouwd als een herinnering aan de tijd waarin deze nog niet van steen werden opgetrokken.
De indeling van deze boerderij bestond uit een woongedeelte (ook hier weer met vier kamers en centrale stookplaats), een dwarsgang met entree en daarachter een klein bedrijfsgedeelte. Deze bevatte alleen koestal, dorsvloer en zomerwoning. De kleine dubbelrijïge Friese stal had een vrij brede stalgang met keienvloer. De toegang tot de stal werd gevormd door een deur in het midden van de achtergevel. Aan één zijde van de hierop uitkomende stalgang lagen twee veestanden, aan de andere zijde één; in totaal was hier dus plaats voor slechts zes koeien. De dorsvloer was van leem en bevond zich in een afgescheiden ruimte tussen koestal en entree. Van grote inrijdeuren was hier geen sprake. Het hooi en graan dat op zolder werd bewaard werd daarop gebracht door een luik boven de staldeur. Het gedeelte van de oogst dat niet op zolder kon worden geborgen zal in mijten buiten op het erf zijn bewaard. Ooit had deze boerderij, evenals de beide vorige voorbeelden, ook een haaks aangebouwde tasschuur gehad. Deze was inmiddels echter verdwenen. Op het veldwerk gaf Uilkema de plaats van deze schuur aan met een stippellijn. Een plattegrond van de oude situatie mèt de schuur was hij tegengekomen in een oud Duits boerderijenboek. Deze afbeelding nam hij over op een notitieblaadje, dat op het veldwerkblad werd geplakt. Een foto ontbreekt.