KU-280 (1 juli 1926)
Oostkapelle (Zld.)
boerderij ‘Altijd Zorg’ van C. Wattel
Bij deze Walcherense boerderij met zijn vrolijke naam ‘Altijd Zorg’ is in wezen hetzelfde type te zien als bij de hieraan voorafgaande opmeting KU-279, afkomstig van hetzelfde eiland. Het verschil tussen beide boerderijen wordt voornamelijk veroorzaakt door de sterk uiteenlopende bedrijfsgrootte en het daaruit voortvloeiende verschil in omvang van de beide bedrijfsgebouwen. Ook was het woonhuis hier iets verder ontwikkeld, wat niet verwonderlijk is gezien het vermoedelijke verschil in welvaart. In beide gevallen betrof het echter een éénbeukig woonhuis, verbonden aan een tweebeukige schuur met tas- en dorsruimte in de binnenstijlruimte en stallen in de zijbeuk. Uit sporen in de kapconstructie kan worden afgeleid dat de ophoging van het dak aan de kant van de zijbeuk hier vermoedelijk een latere wijziging was. Ook op het veldwerk staat een notitie die duidelijk in deze richting wijst. Uilkema constateerde namelijk dat hier geen sprake was van een trekbalkgebint maar dat de gebintstijlen boven de oorspronkelijke dekbalk plaatselijk waren verhoogd door middel van een opzetstuk: ‘..dit is een verlengstuk, dat op de balk staat, zoo dat het schijnt alsof we hier met een Saksisch gebint te doen hebben..’. De gehele constructie werd bijeengehouden met ijzeren banden om de stijlen. De koestal bood slechts plaats aan acht stuks vee; het betrof hier blijkbaar een gemengd bedrijf. De stal had de gebruikelijke indeling met grup, stalschotten tussen de dubbele standplaatsen (‘bochten’ genaamd) en een voergang in de binnenstijlruimte. Over de indeling van deze stal maakte Uilkema zowel op het veldwerk als in zijn notitieboekje verscheidene aantekeningen: ‘..de “bochten” 2.30 M. lang en 2.10 à 2.20 M. breed. Het vóór de koeien en paarden gestippelde deel blijft open, en heet “voeiergang”. De paarden worden over het schot heen gevoerd
in de ren, de koeien door de opening in het schot. Voor de koeienbochten is in het schot, dadelijk boven de grondmuur een opening (...), zoo lang als de bocht zelf en 0.80 M. hoog. Verder naar boven is de stal wel weer afgesloten, tot aan de “koeiendilt” (...), hierop komt stroo, zelden hooi. Bij C wordt het hooi van den tas op de voeiergang geworpen. Door het luik D wordt het met een vork op de standplaats voor de koeien gebracht. Deze hebben voor den kop een bak (B), waarin water wordt gedragen of gepompt..’. Van de drie tasvakken dienden er twee voor graan en één voor hooi. Ook boven een gedeelte van de dwarsdeel met de dorsvloer lagen slieten waarop graan werd opgeslagen. De ruimte direct achter de deeldeuren bleef open, om voldoende plaats te kunnen bieden aan de volgeladen oogstwagens. Het achterste tasvak werd gevuld via een luik, dat in verband met de relatief lage zijmuren van deze schuur in een dakkapel was ondergebracht. Dit was, naar Uilkema opmerkte, bij modernere schuren blijkbaar anders: ‘..In nieuwe schuren zit dit venster vaak in “den aanslag” (wand), dus lager, en dan is de wand wat hooger - die is dan even hoog als de meedeuren..’. Eenzelfde ‘standvenster’ bevond zich ook in een zijgevel van het woonhuis, waar het diende om het gedorste graan op de zaadzolder te brengen. Het woonhuis bestond hier, net als bij het boerderijtje in St. Laurens, uit twee achter elkaar gelegen vertrekken, waarbij in de voorste tevens de melkkelder was ondergebracht. Deze laatste ruimte was hier overigens verder ontwikkeld dan bij het vorige voorbeeld en er was dan ook sprake van een echte kelder van één meter diep. Daarboven lag het ‘opperkamertje’, dat blijkbaar speciaal gebruikt werd als vrouwenvertrek voor de meid of voor de dochters van de boer. Het woonhuis was verder aan één kant uitgebreid met een kleine aanbouw waarin
zich het bakhuis bevond. Van een verbinding met de hoofdruimten was echter geen sprake; vermoedelijk was de bakkeet hier pas later aangebracht. Wel kan deze aanbouw mogelijk worden gezien als een eerste aanzet tot de later algemene ontwikkeling in de richting van verbreding van het woonhuis. De gehele boerderij dateerde uit 1737.