KU-278 (23 juni 1926)
Leerbroek (Z.-H.)
boerderij van B. Pellikaan
1:400
Dit is één van de weinige Zuidhollandse opmetingen die niet door Uilkema werd besproken in zijn concepttekst over deze provincie. Blijkbaar verschafte deze kleine boerderij, met zijn opvallende hoge constructie met vloedzolder, geen nieuwe gezichtspunten voor de grote lijnen van de boerderij-ontwikkeling in dit gebied. Toch getuigt het grote aantal opmerkingen dat Uilkema hier op het veldwerk maakte van zijn interesse in het betreffende bedrijf en in het gebruik van de diverse ruimten. Het gebouw, dat blijkbaar uit 1884 dateerde, had een eenvoudige compacte hoofdvorm met zadeldak, doorlopende nok over woon- en bedrijfsgedeelte en hoge zijgevels. De plattegrond telde van voor- tot achtergevel een voorhuis met woonruimten en een kelder, een achterhuis met keuken en spoelruimte (de ‘geut’), en het bedrijfsgedeelte met de deel en de stal. Het betrof hier een overwegend zuivelbedrijf. Uilkema noteerde hierover: ‘..Op deze plaats is hoofdzakelijk veeteelt, een enkel stukje bouw; 21 stuks melkvee..’.
Om vee en oogst te kunnen beschermen tegen de vroeger regelmatig voorkomende overstromingen had men hier een vloedzolder aangebracht, waarop zowel de oogst als - uitsluitend in geval van nood - het vee kon worden ondergebracht: ‘..Boven de koestal de waterzolder, hoog - één met de zolder over de deel; hierboven 5 raampjes van de waterzolder (...) a = groepluiken, om de mest door te gooien, 2 maal per dag (...) Boven de wagenschuur een hooge zolder. Over de rest een lagere. Beide zijn hooizolders. Boven hooiluik voor 't opladen van hooi op de waterzolder; daarop komt hooi, bij nood vee..’. Op de doorsnede staat gearceerd aangegeven welke gedeelten van de zolder als tasruimte werden gebruikt. Van de vloedzolder over de zijbeuk boven de stal maakte Uilkema onder de doorsnede op het veldwerk nog een detailschetsje, waarop te zien is, dat de slieten enigszins in de zolderbalken waren ingelaten. De zijbeuk boven de dwarsdeel had geen vaste zoldering, om bij het binnenbrengen van de oogst de doorgang niet te belemmeren. De balklaag was hier afneembaar: ‘..Hier geen zolder over het “rijgebint”. Wel ligt hier 's winters een til, alleen het hooigat x blijft ook dan open..’. De waterzolder van de stenen wagenschuur achter het hoofdgebouw werd in het midden ondersteund door een onderslagbalk op twee standvinken.