KU-276 (1919)
Bellingwolde (Gr.)
boerderij van T.J. Rookmakers
1:400
Deze tekening laat zien op welke wijze de toch al niet geringe tasruimte van een Groningse boerderij nog kon worden vergroot. De bestaande boerderij werd hier in 1919 uitgebreid met een tweede schuur, naast en verbonden met het oude bedrijfsgedeelte. Tussen de beide daken werd een zakgoot aangebracht, die kwam te rusten op verbindingsbalken tussen de stijlen van de oude en de nieuwe gebinten. De oude buitenmuur werd aan deze zijde over de volle lengte van de nieuwe schuur verwijderd, zodat één grote open ruimte ontstond. De aldus ontstane vorm staat bekend als ‘tweekap’. Ook deze boerderij werd niet door Uilkema zelf opgemeten. Als veldwerktekening diende hier een blauwdruk van de bouwtekening van de schuur; de daarop voorkomende gegevens werden ongewijzigd overgenomen. Bij het gebruik van een dergelijke bestaande tekening probeerde Uilkema over het algemeen de betreffende boerderij ook in werkelijkheid te bekijken om een beeld te krijgen van het gebruik van het gebouw en voor controle van de gegevens. Dat hij ook hier in Bellingwolde wel degelijk zelf is langs geweest staat vast door de bewaard gebleven foto's. Een recent bezoek aan deze nog steeds bestaande boerderij heeft echter duidelijk gemaakt dat hij deze vermoedelijk niet van binnen heeft kunnen bekijken (of, indien dat wel het geval was, daarbij niet goed heeft opgelet). Op het bouwplan is namelijk de draagconstructie aangegeven als een dekbalkgebint, wat door Uilkema ook precies zo werd overgenomen. In werkelijkheid bleek hier echter een andere constructie te zitten: een ankerbalkgebint met zeer hoog geplaatste gebintbalk, zoals ook wel voorkomt in het aangrenzende Westerwolde. Overigens laat de door Uilkema gemaakte foto al zien dat ook voor wat betreft de plaatsing van ramen en deuren niet volledig conform het ontwerp was gewerkt.
De indeling van de tweekapschuur bestond uit een samenstel van dorsvloeren en tasvakken. Achter elk van de inrijdeuren bevond zich een open deel in langsrichting. Bij het nieuwe schuurgedeelte konden de oogstwagens vervolgens aan de voorzijde rechtdoor weer naar buiten rijden; in het oudere bouwdeel bevond het tweede stel deuren zich in de zijgevel. Paardestal, koetshuis en koestal bleven bij de verbouwing van 1919 op hun oorspronkelijke plaats. De nok van het oudere gedeelte liep hier overigens niet, zoals bij de vorige voorbeelden, door over zowel voor- als achterhuis; het grote, geheel onderkelderde woonhuis had een afzonderlijke kap in dwarsrichting.