KU-268 (17 maart 1926)
Westervoort (Gld.)
boerderij van W. Beekman
1:400
Dit was de enige opmeting die door Uilkema werd gemaakt in de streek De Lijmers. Het betrof hier een uit 1813 daterend gemengd bedrijf. Deze boerderij zou later bekend staan onder de naam ‘De Dwerg’, maar ten tijde van Uilkema's bezoek was deze naam blijkbaar nog niet in gebruik. Voor Uilkema diende dit complex als prototype van de boerderij in deze streek: ‘..Een boerderij in de Lijmers bestaat uit 1. hus, 2. schuur, 3. 4-roedenberg met schapenhok eronder, 4. karloods. Hooi komt in het achterhuis “op de stal”; is er meer dan: “op de balken” (achterste vak). Ongedorschte rogge komt in het achterhuis op de balken en in de berg (meest 4-roedenberg). Toch komt de meeste onged. rogge in de berg. Rogge in het achterhuis komt er alleen om direct iets te dorschen te hebben. In de schuur komt hooi -nooit rogge - op de balken en op de stallen, ook stroo..’. Op het veldwerk staan alle genoemde gebouwen ook inderdaad aangegeven; alleen de achter het hoofdgebouw getekende karloods was blijkbaar vrij nieuw (‘..later bijgebouwd..’) en werd daarom op de lijntekening weggelaten. Het dwarsgelegen voorhuis van het hoofdgebouw diende als opslagzolder voor het gedorste graan. De opkamer naast de keuken was in gebruik als slaapkamer. De kelder was overigens alleen provisiekelder; een melkkelder was op dit bedrijf blijkbaar niet nodig. De spoelruimte met karn en stookplaats was in het achterhuis uitgebouwd; daarboven bevond zich nog een slaapplaats voor de knecht. De veestal was van het grupstaltype, met een brede mestgoot tot aan de zijmuur, maar zonder de daarbij vaak voorkomende mestluiken. Uilkema noteerde hierbij: ‘..De oude stallen hadden alle mestluiken en ook potstallen. Hier komt de mest door de staldeur met een kruiwagen op de mestvaalt achter het huis..’. Over de gebintstijlen tekende hij nog aan dat deze op gemetselde poeren stonden,
met daarop een houten ‘kussen’, de stijlzool. In de dwarsdoorsnede over het bedrijfsgedeelte is op het veldwerk nog een tweede gebintbalk (dekbalk) getekend, die niet voorkomt op de lijntekening. Deze balk was blijkbaar alleen aanwezig bij één bepaald gebint (het eerste vanaf de brandmuur). De vierroedenberg bevatte bovenin ongedorste rogge en had daaronder, op de begane grond, een lage schuurruimte die als schaapsstal diende. De wanden bestonden uit houten beschot op een lage grondmuur. De vier bergroeden stonden op stenen poeren en droegen samen met twee hulpstijlen de draagbalken waarop de slieten van de tasvloer lagen. De bijschuur had hooiberging op zolder; beneden vond men een vlakke koestal met giergoot, en enkele jongvee- en varkensstallen.