KU-267 (26 augustus 1925)
Hoog Soeren (Gld.)
boerderij ‘Op de Berg’ van F. Nijdeker
1:400
Het voorhuis van deze kleine krukhuisboerderij had twee voordeuren en een dubbele stookplaats. De middenkamer werd ‘keuken’ genoemd en diende als dagelijkse woonruimte; het zijvertrek heette eenvoudigweg ‘kamer’. Op de haardplaat in de kamer stond het jaartal 1687. In de lage zijbeuk aan de andere kant van de keuken bevond zich een provisiekelder, met daarboven een opkamertje met twee bedsteden. Achter deze kelder lag nog het zogenaamde ‘melkkamertje’ (‘..voor opromen - de room stond in de geut te zuren, 't opromen geschiedde in melktonnen..’). Deze kelder was toegankelijk vanuit de in het achterhuis gelegen spoelruimte of ‘geut’, waar zich ook de karn bevond. In het bedrijfsgedeelte werd op de slieten boven de open deel de ongedorste rogge gestapeld tot in de nok. In de achtergevel boven de deeldeuren zat een luik waardoor de oogst op zolder werd gebracht. Het hooi voor het vee lag op de ‘hilde’, de zolderruimte boven de zijbeuken. Als er teveel hooi was, dan gebruikte men hiervoor ook de zolder van het voorhuis. Het gedorste graan werd bewaard in een korenkist op de deel. In de zijbeuken lagen stallen voor de paarden, koeien en varkens. De koestal was een 75 cm diepe potstal, met langs de deel een vlak straatje waarop de emmers voor het drenken van het vee kwamen te staan en waar ook het hooi voor de voedering werd neergeworpen. De zijgevel bestond aan de zijde van deze stal gedeeltelijk uit hout op een 30 cm hoge grondmuur; in het schot zaten twee mestluiken. Op het erf stonden verder nog een schuur (voor wagens, landbouwwerktuigen en korenberging) en twee schaapskooien met een bijbehorend hooischuurtje.
Deze boerderij speelde een belangrijke rol in Uilkema's theorieën over de boerderij-ontwikkeling in het noordelijke Veluwegebied. In het bijzonder de aanwezigheid van de tweede voordeur (die vermoedelijk alleen wees op vroegere dubbele bewoning) bracht hem op het idee dat deze boerderij mogelijk kon zijn ontstaan door samenvoeging van een zogenaamd zoomhuisje of zoals hij dat noemde een Veluws ‘langgeveltype’ (zie KU-244) en het bedrijfsgedeelte van het hallehuistype. Hij schreef hierover: ‘..De vraag rijst: Is hier een Saksische deel gebouwd achter een langgevelhuis?..’.
Het schilderachtige hoofdgebouw met zijn opvallende vorm staat overigens afgebeeld op verschillende oude prentbriefkaarten van rond de eeuwwisseling, toen het geheel nog in goede staat verkeerde. Op Uilkema's foto's is echter te zien dat het gebouw in 1925, ten tijde van zijn bezoek, al erg vervallen was geworden.