KU-266 (1925)
Duurswoude (Fr.)
boerderij van B. van der Woude
Deze oude, L-vormige boerderij was ook vóór Uilkema's bezoek al eens opgemeten; een plattegrond van dit gebouw is opgenomen in de platenatlas van Gallée. Later maakte ook de bekende Friese tekenaar Ids Wiersma uitgebreide schetsen van zowel de buitenkant van de boerderij als van het interieur. Zowel Uilkema als Wiersma bezochten deze boerderij in 1925. Het gebouw bevond zich toen al, zoals de foto's overduidelijk aantonen, in zeer vervallen staat en men was reeds begonnen met de afbraak. De constructie en indeling waren echter nog volledig intact en zeer interessant. Uilkema vond in deze boerderij een uitzonderlijk gaaf voorbeeld terug van het oude Zuidoostfriese type met grote middenpotstal en haaks aangebouwde Friese schuur. Eenzelfde vorm was door hem eerder vastgelegd in het begin van zijn onderzoek, in de opmetingen KU-3, KU-4, KU-5 en KU-10. De meeste van deze voorbeelden waren in de loop der tijd enigszins gemoderniseerd, maar hier in Duurswoude was de indeling blijkbaar vrijwel onveranderd gebleven. Het oudste bouwdeel (blijkens jaartalankers in de voorgevel daterend uit 1661) bestond uit het woongedeelte met de daarachter gelegen werkvloer en stalruimte. Aan dit langwerpige gebouw was later een grote Friese schuur zijdelings aangebouwd, die bergruimte voor de oogst en extra stalruimte bevatte.
1:400
De constructie van het oude gebouw bestond uit lage ankerbalkgebinten, dat van de nieuwere schuur uit hoge dekbalkgebinten. Uilkema legde bij zijn opmeting beide doorsneden vast. Het meest opmerkelijke deel van de oude bedrijfsruimte bestond uit de grote, 1,40 m diepe potstal die de gehele middenbeuk van het achterhuis besloeg. Het vee, zowel koeien als paarden, stond hierin op de eigen mest, met de koppen naar de zijbeuken gericht, waar zich aan iedere zijde een voedergang bevond. De mest werd afgevoerd via dubbele deuren midden in de achtergevel. De potstal had rondom bakstenen keermuren waarin tevens de poeren van de gebintstijlen waren opgenomen. De gehele stalruimte was, zoals de interieuropname laat zien, van de rest van het achterhuis afgescheiden door een houten wand op de lage potstalmuur. (De uitgewerkte plattegrond geeft in dit opzicht een onnauwkeurig beeld te zien door de suggestie dat deze scheidingswand geheel van steen was.) Een houten trapje en een deur midden in de wand voerden van de stal in de werkvloer; de beide voergangen waren eveneens afgesloten, door deuren aan de zijkant.
De werkruimte tussen woning en stal maakte feitelijk deel uit van het bedrijfsgedeelte. Gallée vermeldde in zijn legenda bij de plattegrond dat hier zowel werd gekarnd als gedorst. Uilkema, die het gebouw leeg aantrof, zonder bewoners die hem daarover nader konden inlichten, maakte alleen melding van het hier aangetroffen karnpad. De bijbehorende karnton stond in een afgescheiden ruimte, die tevens diende als portaal tussen woning en bedrijfsruimte. De gebintstijlen die oorspronkelijk midden op de werkvloer hadden gestaan waren verwijderd; alleen het bovenste gedeelte van het gebint was op zolderniveau nog aanwezig. De oude plaats van de stijlen werd door Uilkema op de plattegrond aangegeven. Vanuit de karnruimte was ook de in één van de zijbeuken gelegen melkkelder toegankelijk. Een opkamer vond men hier niet; boven de kelder bevonden zich onder het schuine dak alleen drie bedsteden. Onder de slaapplaatsen in de andere zijbeuk lag een kleine aardappelkelder. De bedsteden waren alle bereikbaar vanuit de centrale woonruimte in het voorhuis, waar zich ook de stookplaats bevond tussen de beide ramen aan de voorgevel.
De aangebouwde Friese schuur had de gebruikelijke indeling met tasvakken in de middenbeuk, stal en deel in de zijbeuken en deeldeuren opzij in de achtergevel. Opmerkelijk is echter de indeling van de koestal. Deze had wel de gebruikelijke Friese vorm met grup en koeschotten, maar de gehele stalrij bevond zich tegen een binnenwand in plaats van, zoals gebruikelijk, tegen de buitenmuur. Eenzelfde afwijkende stalindeling wordt ook aangetroffen in onder meer 't Bildt en Terschelling, en werd daar door Uilkema betiteld als ‘omgekeerd Friese stal’. Achter de grupstal lag tenslotte nog een kleine potstal waarin varkens werden gehouden.