KU-265 (6 mei 1925)
Dijken (Fr.)
boerderij van S. Kiestra
1:400
Het door Uilkema bij deze plattegrond genoteerde jaartal van 1667 behoeft in dit geval niet noodzakelijkerwijze te slaan op het bouwjaar van de boerderij. Het betreffende getal stond namelijk te lezen op een in het voorhuis aanwezige gietijzeren haardplaat, die ook van elders afkomstig zou kunnen zijn. Het woongedeelte van de boerderij bestond uit het geheel onderkelderde hoge voorhuis, met daarachter het lagere ‘milhus’ ofwel middelhuis. Deze laatste ruimte, die zich in de hals van de kophalsrompboerderij bevond, zal behalve als keuken en dagelijkse woonruimte oorspronkelijk ook in gebruik zijn geweest als werkplek voor de zuivelproduktie. Hier bevond zich vroeger de karn, dichtbij de ten tijde van Uilkema's bezoek al verdwenen karnmolen. (De lijntekening geeft in dit opzicht een reconstructie te zien.) De hoofdtoegang tot zowel woon- als werkruimten lag in de zijgevel en kwam uit in een portaaltje achter het middelhuis. Van daaruit kon men rechtsaf naar de stal en linksaf naar het middelhuis. Het voorhuis met kamer en kelder was alleen vanuit het middelhuis bereikbaar en had geen eigen buitendeur. Een vierde deur gaf vroeger vanuit het middelhuis toegang tot de schuurruimte met de karnmolen en de paardestal. Deze deur was echter al zo lang de bewoners zich konden herinneren niet meer gebruikt (‘..altijd dichtgespijkerd geweest..’), wat te maken zal hebben gehad met het in onbruik raken van de karnmolen sedert de komst van de zuivelfabrieken. Afgezien van het verdwijnen van de zuivelverwerking waren hier echter nog verschillende oude werkwijzen lang in ere gehouden. Zo noteerde Uilkema dat men bij het hooien op drassige grond nog tot 1917 gebruik had gemaakt van een hooisleep. Het hooi werd hiermee vanaf het land naar een klaarliggende praam gebracht en vervolgens over water naar de boerderij vervoerd. Daar werd het opgeslagen in de grote schuur of in de hooiberg die bij het voorhuis op het erf stond. Deze kapberg
was hier vijftig jaar tevoren bijgebouwd als uitbreiding van de tasruimte. De behoefte daaraan zal verband hebben gehouden met een vergroting van de veestapel in deze periode. Vermoedelijk dateerde ook de uitgebouwde stal langs de achtergevel uit deze tijd. Uilkema noteerde dat deze stal, hoewel traditioneel van hoofdopzet, voorzien was van moderne toevoegingen als drinkgoten en een vlakke zoldering met voederluiken boven de stallen. Het oudste stalgedeelte bevond zich direct achter het woongedeelte. Een schetsje in de kantlijn laat zien dat Uilkema nog even heeft geprobeerd of uit de dwarsdoorsnede van deze boerderij misschien ook een voormalig woonstalhuis viel te reconstrueren.