KU-259 (1 oktober 1924)
Rijswijk (Z.-H.)
boerderij van J.J. Rodenburg
1:400
Deze Zuidhollandse boerderij was volgens Uilkema oorspronkelijk een gemengd bedrijf geweest, maar later een zuiver veeteeltbedrijf geworden. De plaats van de dorsvloer kon hij hier nog aanwijzen in de huidige wagenschuur, achterin het gebouw. Tussen dorsvloer en koestal zou oorspronkelijk bovendien een paardestal hebben gelegen. Door de bedrijfsverandering waren hier inmiddels echter veel minder paarden nodig, terwijl de veestapel groeide. De oude paardestal was daarom bij de koestal getrokken en de paarden werden ondergebracht in de oude vrijstaande wagenschuur. In zijn concepttekst over Zuid-Holland vermeldde Uilkema verder het een en ander over het gebruik van de woon- en werkruimten van deze boerderij met zijn ruime voorhuis en diepe kelder. De zijdelings uitgebouwde kamer bleek een latere toevoeging te zijn: ‘..Het kleine woonvertrek ten dienste van de ouders van den boer, die zich uit het bedrijf terugtrokken, is eenige jaren geleden aangebouwd, en behoort dus niet tot het plan. Boven den kelder bevinden zich twee “kelderkamers”, die tot slaapvertrek dienen. De “mooie kamer” is gelegen naast de gang. (...) De kelder is in het jaar 1890 “deensch” gemaakt en voorzien van een drietal koelbakken, waarin de melkmouwen worden geplaatst om de oprooming te bespoedigen. De gewone koelpet staat in den boenhoek als waterreservoir..’. Aan de scheidingsmuur tussen keuken en boenhoek (respectievelijk het tweede en derde travee vanaf de voorgevel) bevond zich een dubbele stookplaats, die diverse functies vervulde: ‘..Ter weerszijden van den schoorsteen staan bakoven en waterfornuis. Behalve voor de gewone doeleinden levert dit laatste ook het water, waarmee de spoeling in den 1.00 M. hoogen gemetselden “spoelingbak” tot een warme slobber wordt verwerkt, die in de goten der koeien wordt uitgeschept..’. Voor hooiberging werd hier zowel de vrijstaande
kapberg gebruikt als de stalzolder, waar een speciaal ventilatiesysteem was aangebracht: ‘..De zolder over de stal is “hooizolder”. Deze wordt het eerst volgezet; het hooi dat hier geen plaats kan vinden wordt in de berg bewaard. Naast het luik, waardoor het hooi op de voorvloer wordt geworpen, bevindt zich een ventilatiekoker, die door de hooimassa vast omsloten wordt, zoodat zich in den koker geen condensatiewater vormt. Hij is door een schot in de lengteas in tweeën gedeeld, om de ventilatie van den stal met behulp van schuiven onder in den koker te kunnen regelen. De luchtgaten in de muren ten getale van tweemaal zes, zijn evenzeer aanwezig. De koker is een verbetering uit het laatst der 19e eeuw..’. De boerderij als geheel dateerde blijkbaar van rond 1830.