KU-241 (25 augustus 1924)
Zuidvelde (Dr.)
boerderij van D. Habing
1:400
Bij deze boerderij uit Norg was de hooischuur annex schaapskooi in dwarsrichting achter het hoofdgebouw aangebouwd. De plattegrond had daardoor een L-vorm. De hooiberging was via een klein sluisje verbonden met het bedrijfsgedeelte in het hoofdgebouw. Daar lagen de baanderdeuren teruggeplaatst in de achtergevel, onder het laatste gebint. De indeling week verder niet noemenswaardig af van eerder gedocumenteerde voorbeelden van dit type uit dezelfde streek, zij het dat de koestal hier door Uilkema nog in de oude potstalvorm werd getekend. Toch was ook bij deze boerderij (blijkens een aantekening op het veldwerk) de potstal inmiddels in werkelijkheid al vervangen door de modernere grupstal - de plattegrond geeft in dit opzicht dus een gereconstrueerde toestand weer. In de andere zijbeuk bevonden zich kalver- en varkenshokken en paardestallen; de middenbeuk was geheel open en als deel in gebruik. Het woongedeelte was opvallend groot en bestond uit twee achter elkaar gebouwde ruimten met een aparte, aan de voorgevel aangebouwde melkkelder met opkamer. Het voorhuis was, afgezien van deze voorbouw, tweebeukig van opzet. De voorgevel was vrijwel geheel blind: alle grotere muuropeningen bevonden zich in de hoge zijgevel. De zijbeuk aan de andere kant werd ingenomen door een rij bedsteden met daarachter een gangetje met verbinding naar de melkkelder. Uilkema noteerde dat zich in een balk in de kelder een inscriptie bevond met de datum ‘27 mei 1700’. De trap naar de opkamer bevond zich in de voorkamer; de onder het opkamertrapje gelegen (en waarschijnlijk originele) toegang tot de melkkelder werd al in het begin van deze eeuw niet meer gebruikt. De achterkamer, ofwel ‘keuken’, diende als dagelijkse woonruimte. Aan de scheidingsmuur tussen voor- en achterkamer lagen twee rug-aan-rug gelegen stookplaatsen, waar ten tijde van Uilkema's bezoek in ieder geval aan de kant van de keuken nog een open vuur werd gestookt. (Deze stookplaatsen staan wel
op het veldwerk, maar werden abusievelijk niet op de lijntekening weergegeven.) Beide kamers hadden een vloerafwerking met plavuisjes. Op het veldwerk van deze opmeting tekende Uilkema geen volledige doorsnede, maar in plaats daarvan noteerde hij dat alle bouwdelen hier ‘Saksische gebinten’ hadden. Op de achterkant van het papier maakte hij nog een grof schetsje van een deel van een ankerbalkgebint met een paar bijgeschreven maten, waaruit kan worden afgelezen dat de gebintbalk hier 25 cm dik was; de gebintstijl was in totaal 3,45 m lang en de hoogte onder de gebintbalk bedroeg 2,60 m. De gebintplaat werd gevormd door een balk van 25 cm doorsnede.