KU-220 (september 1923)
Duivendijke (Zld.)
boerderij van O. Boot
1:400
Dit was de eerste van de drie Schouwse stolpen die Uilkema hier kort na elkaar zou tekenen. Blijkbaar zag hij direct het belang in van documentatie van dit zeer zeldzame en snel verdwijnende boerderijtype, dat door zijn vorm sterk deed denken aan de Noordhollandse boerderijen. Al bij zijn bezoek, in 1923, waren er nog maar een paar van over; een halve eeuw later zouden ze alle verdwenen zijn.
Uilkema dateerde het hier beschreven exemplaar op niet nader omschreven gronden in opzet op omstreeks 1600. Later werd het gebouw nog eenmaal verlengd; op het veldwerk staat de oude achtermuur met een stippellijn aangegeven. Tussen die muur en de dwarsdeel met dorsvloer bevond zich voorheen blijkbaar alleen een paardestal en een ruimte voor jongvee. De beide grote tasvakken werden voor hooiberging gebruikt; het betrof hier een typische veeteeltboerderij. De in de zijbeuk gelegen grupstal was voorzien van zowel mest- als voergang; het vee was bevestigd aan stalstaken. Uilkema maakte op het veldwerk een detailtekening van deze indeling en schreef daarbij: ‘..de stalstaken staan iets achterovergericht naar den mestpit toe, en staan vóór de voorrand van de lage en smalle (4 dM. breede en 1 dM. diepe) bak in de stalvloer, tegen de schuin staande plank die de voorrand van de bak vormt. De stalstaken zijn tegen deze voorrand aangespijkerd..’. De doorsnede laat zien dat de hoofdconstructie hier werd gevormd door een dekbalkgebint met dubbele gebintbalkschoren. De kap was blijkbaar ooit vernieuwd; uit het bijschrift bij de tekening blijkt dat Uilkema had geconstateerd dat het haanhout nog origineel was, maar dat het schaarspant later moest zijn aangebracht. Behalve de gewone daklijn staat hier ook aan de rechterzijde van de doorsnede in stippellijn de plaats van de deeldeuren aangegeven, die iets terug lagen in de gevel om voldoende hoogte te krijgen voor de inrijdeuren. Om dezelfde reden had ook de dekbalk aan deze zijde een klein overstek, wat tevens van belang was voor de plaatsing van de woonvertrekken langs deze gevel. Behalve een gedeelte bij het woonhuis was blijkens de foto's het gehele gebouw nog van hout, boven een lage grondmuur van baksteen. Aan de kopgevel van het gebouw bevond zich de in steen overwelfde melkkelder met daarboven een opkamer; daarnaast lag de keuken met de bakoven. Kelder en keuken lagen
tezamen, zoals de plattegrond laat zien, achter een vooruitspringend gedeelte van de voorgevel.
Uilkema was met deze opmeting nog maar net op tijd: een jaar later zou deze stolp al zijn afgebroken.