KU-219 (14 september 1923)
Poortvliet (Zld.)
boerderij ‘Priestermeet’ van A. Buijs
1:400
Een van de opvallendste kenmerken van deze boerderij is wel dat de overigens oude schuur rondom voorzien was van stenen muren. Vermoedelijk was in dit opzicht sprake van een latere aanpassing, waarbij ook de muur aan de kant van de deeldeuren hoger was opgetrokken. De gebintplaat was aan die zijde namelijk iets opgelicht, zoals de dwarsdoorsnede laat zien. De constructie bestond uit dekbalkgebinten, met een rij tussenstijlen ter afbakening van de binnen de hoofdruimte gelegen voergang voor de koestal. De zolder boven de koestal was doorgetrokken over deze voergang en diende vermoedelijk voor de berging van hooi of stro. In de tasvakken werd hooi en graan opgeslagen: hooi onder en graan boven, in de volgorde van de oogst. Het wagenhuis bevond zich in het achterste gedeelte van de schuur. Aan de andere zijde was door middel van een diagonaal geplaatste wand een aantal varkensstallen afgescheiden, zodanig, dat daar nog juist ruimte overbleef voor een toegangsdeur in de kopgevel, dicht bij de woning. Tussen woon- en bedrijfsruimten bestond hier geen rechtstreekse verbinding, zoals nog wel het geval was bij enkele van de eerder gedocumenteerde Zeeuwse boerderijen met aaneengebouwde woning en schuur. De varkensstallen waren voorzien van neerklapbare luiken in plaats van deuren. De naam hiervan: ‘varkensfâlle’ deed Uilkema sterk denken aan de daarvoor in Friesland gebruikte term. Ook verder bevat dit veldwerk een ruime hoeveelheid dialecttermen, die vooral lijken te zijn vermeld vanwege hun mogelijke overeenkomst met het Fries. (Uilkema hield zich in deze periode intensief bezig met de vraag of er mogelijk verwantschap bestond tussen de Zeeuwse en Friese boerderijen.) Over het woonhuis vermeldde hij behalve de naam van de verschillende vertrekken (‘voorkamer’, ‘opperkamer’, ‘kelder’, ‘voorvloer’ en ‘pronkkamer’) ook waarvoor deze ruimten dienden. Zo werd de melk in de kelder
afgeroomd en vervolgens op de voorvloer tot boter gekarnd. De overige werkzaamheden zoals brood bakken, spoelwerk etc. werden in de op enige afstand gelegen bakkeet verricht. De zolder van het woonhuis was oorspronkelijk in gebruik als graanopslagruimte en telde twee verdiepingen. Langs de daklijn van de nogal gesloten voorgevel stond met sierankers het jaartal 1758 te lezen. De volgorde van de cijfers was echter nogal ongewoon, wat Uilkema aanvankelijk op een dwaalspoor bracht. Op het veldwerk is te zien dat hij de datering in eerste instantie had gelezen als 1587, maar daarop later terugkwam.