KU-214 (7 september 1923)
Fijnaart (N.-Br.)
boerderij van R. den Engelse
1:400
Hier documenteerde Uilkema een typische moderne boerderij van de Westbrabantse kleistreek: een zeer grote schuur waarin zich zowel tasruimte, dorsvloer als veestal bevonden, met daarnaast een vrijstaand woonhuis. Deze opmeting, die sterk afweek van de eerder gemaakte Brabantse documentaties, stond niet op zichzelf, maar maakte deel uit van een serie opmetingen van vergelijkbare boerderijen op de Zuidhollandse eilanden. Het hier afgebeelde schuurtype had een kenmerkende constructie met tussenstijlen onder de hoge ankerbalken, waardoor een vierbeukige grondvorm ontstond. De lange deel had zowel aan de voor- als aan de achtergevel brede inrijdeuren, waardoor de wagens na het lossen van de oogst door de schuur heen weer naar buiten konden rijden. Deze inrijruimte bevond zich in de binnenstijlruimte en werd begrensd door de rij tussenstijlen die met een anderhalve meter hoge houten wand de scheiding vormde tussen deel en tasvakken. Aan de andere zijde lagen de stallen. Meer dan een derde deel van de lange stalrij was bestemd voor paarden en bood plaats aan tien dieren. Uilkema noteerde dat de vloer van de koestal vrijwel geheel vlak was, met ‘..slechts een bewijs van een groep..’, ofwel een ondiep giergootje achter het vee. Langs de buitenmuur liep een smalle kruigang, van waaraf de mest door mestdeuren in de daarbuiten gelegen mestvaalt kon worden gedeponeerd. Aan de andere zijde van de vaalt stond een klein bijgebouw waarin zich behalve een karnmolen ook een bakoven en een stookplaats bevond en dat vermoedelijk dienst deed als zomerwoning. Het vrijstaande woonhuis dateerde blijkens een aantekening op het veldwerk uit 1904. Dit gebouw had een symmetrische plattegrondindeling en een opzet met dwars zadeldak en een centrale dakkapel. Naast het woonhuis stond nog een afzonderlijke wagenschuur.
Uilkema noemde deze boerderijvorm met doorgaande zijlangsdeel ‘Vlaamse hoeve’ en stelde dat bij de ontwikkeling van dit type het voorbeeld van de oudere, vrijstaande, ‘Vlaamse’ zijlangsdeelschuur een belangrijke rol had gespeeld. In zijn tekst over de provincie Noord-Brabant (deel I hoofdstuk 7.11) gebruikte hij het hier afgebeelde gebouw als voorbeeld om de lezer te laten kennismaken met het Westbrabantse boerderijtype als geheel.