KU-211 (30 augustus 1923)
Oud-Beijerland (Z.-H.)
boerderij van P. Fonkert
1:400
Bij deze oude boerderij was het gehele hoofdgebouw inclusief het oorspronkelijke woongedeelte inmiddels als bedrijfsruimte in gebruik genomen. Het gebouw diende in deze vorm eerst als bijschuur bij een andere boerderij; later werd het bedrijf gesplitst en werd op dit erf een afzonderlijk woonhuis bijgebouwd. Het oude hoofdgebouw bleef in gebruik als schuur. Uilkema documenteerde alleen dit oude gebouw; het nieuwe huis gaf hij alleen in omtrek op de tekening aan. Hij noteerde hier: ‘..Het woonhuis is vroeger verbonden geweest aan de schuur, later nieuw - los geplaatst. Ter plaatse van de vroegere woning is den koestal ingericht, koetshuis en wagenschuur. De wagenschuur draagt de duidelijke sporen vroeger kelder te zijn geweest. Schuur heeft overigens het oude type bewaard, omdat ze lang afzonderlijk bij een andere boerderij is gebruikt, zonder woning, dus als hulpschuur..’.
Door het secundaire gebruik waren deze boerderij veel moderniseringen bespaard gebleven; de later gebruikelijke inrij langs de tasvakken werd hier bijvoorbeeld nooit aangebracht. De twee originele dwarsdelen, die tevens als dorsvloer dienden, bleven in gebruik en de buitenmuren bestonden nog steeds uit een lage grondmuur met daarboven een houten wand. Ook waren hier nog de oorspronkelijke ophogingen boven de dwarsdeeldeuren bewaard gebleven, waarvan Uilkema de vroegere aanwezigheid bij andere, verbouwde boerderijen in deze streek alleen nog had vermoed (‘..Uiterst zelden wordt deze vorm, die elders vrij talrijk is, nog in deze streek aangetroffen..’). Achter het voorste gedeelte van het gebouw, dat getuige het citaat een koestal, een koetshuis en een wagenschuur bevatte, telde de schuur achtereenvolgens een dwarsdeel, twee tasvakken, een tweede dwarsdeel en, langs de achtergevel en van de dorsvloer gescheiden door een hoge houten wand, stallen voor paarden en ossen. De tasvakken besloegen behalve de middenbeuk ook het grootste deel van één van de zijbeuken. De andere zijbeuk bevatte een jongveestal met een volledig vlakke, iets verdiepte stalvloer zonder grup. Boven de gebintvakken die niet als grondtasruimte waren bestemd, de dwarsdelen en de stalruimten, bevond zich een slietenzolder waarop eveneens een deel van de oogst kon worden geborgen.