KU-209 (29 augustus 1923)
Nieuw-Beijerland (Z.-H.)
boerderij van M. Vink
Op de achterzijde van één van de foto's van deze boerderij uit 1626 schreef Uilkema: ‘..overgangsvorm van oud naar nieuw type..’. Hij doelde hiermee op het feit dat aan deze boerderij, die van oorsprong alleen dwarsdelen met deuren in de zijgevel had, later - vermoedelijk in de 19e eeuw - ook een zijlangsdeel was toegevoegd. Het dak was daartoe aan één zijde verhoogd terwijl aan het einde van de zijbeuk in de achtergevel hoge inrijdeuren waren aangebracht. Uilkema beschreef deze boerderij als volgt: ‘..Meer nog dan uit het plan, blijkt uit de afbeeldingen dat dit eveneens zeer oude gebouw zijn oorspronkelijk karakter vrij zuiver heeft bewaard. (...) Over de woning liggen twee zaadzolders boven elkaar. Het zomerhuis, waar karn en karnmolen zich bevonden is in de loop der 19e eeuw verdwenen, terwijl de schuur een inrij ontving. (...) Om alle vakken even gemakkelijk bereikbaar te maken, werd de vrije buitenstijlruimte - de aflaat - tot inrij ingericht, door den zijmuur 2.00 M. te verhoogen; men vergelijke op de beide afbeeldingen de respectieve muren langs stal en inrij. Op den ouden draagbalk werd boven elken stijl een verlengstuk geplaatst, waarover een nieuwe draagbalk werd gelegd: zie de doorsnede. Thans liet de hoogte der buitenstijlruimte toe, dat geladen wagens, binnengekomen door den nieuw aangebrachten deur, voor de gebinten werden gebracht, om geledigd door één der dorschdeuren de schuur te verlaten..’.
De ten behoeve van de zijlangsdeel aangebrachte
1:400
ophoging bracht ook veranderingen voor het exterieur met zich mee. Niet alleen veranderde het aanzicht van de achtergevel hiermee ingrijpend, maar ook hoefde door de ophoging van de voorheen lage zijgevel de dakvoet ter plaatse van de oude dwarsdeeldeuren niet langer te worden onderbroken. Deze in de oude situatie met de lage zijgevel te hoge deuren pasten nu volledig in de nieuwe verhoogde gevel. Voorheen hadden deze zich onder een opgelicht gedeelte van het schuurdak, een zogenaamde ‘kapel’ of, zoals Uilkema ter plaatse noteerde, ‘koekoek’ bevonden. Een dergelijk ophoging van het rieten dak boven de dorsvloerdeuren trof hij slechts korte tijd later bij een andere oude boerderij nog volledig intact aan, namelijk bij opmeting KU-211, waar hij aan dit fenomeen enkele foto's wijdde.