KU-208 (29 augustus 1923)
Zuid-Beijerland (Z.-H.)
boerderij ‘Egmondsoord’ van C. in 't Veld
1:400
Boerderij Egmondsoord werd door Uilkema beschouwd als een goed bewaard gebleven voorbeeld van het vierbeukige schuurtype met zijlangsdeel tussen stal en tasvakken. Hij dateerde deze hoeve op de eerste helft van de 18e eeuw. In zijn concepttekst over de Zuidhollandse eilanden vestigde hij de aandacht op een naar zijn zeggen oud kenmerk van de indeling van deze schuur, namelijk het nagenoeg ontbreken van afscheidingen tussen de verschillende functionele onderdelen: ‘..slechts naast het inrijdeel, dat tot dorschvloer dient (...) bevindt zich een pui langs de tassen. De koestal is in het geheel niet door een schot van den inrij gescheiden en daardoor zeer koud..’.
Bij latere boerderijen was de stal inclusief een smalle voergang om deze reden meestal geheel van de rest van de schuur afgescheiden. Tussen deel en tasvakken bevond zich vaak een lage houten wand.
Op het veldwerk van deze opmeting staan verschillende niet in de latere tekst verwerkte aantekeningen, waaruit onder meer blijkt dat de deel een grotendeels lemen vloer had, maar dat de ruimte waar het dorswerk werd verricht was voorzien van een houten vloer. Verder, dat de inrij aan de voorzijde hoge deuren had voor het binnenrijden van de beladen oogstwagens, maar dat de deuren aan de achterkant veel lager waren, omdat de wagens hierdoor altijd leeg naar buiten kwamen. Uit de tekening blijkt dat ongeveer de helft van de stalruimte in de zijbeuk was bestemd als paardestal, met ruimte voor maar liefst twaalf dieren. De grupstal voor het rundvee, die een brede mestgoot maar geen afzonderlijke kruigang had, was in verhouding bescheiden van afmetingen. Dat het hier een overwegend akkerbouwbedrijf betrof blijkt behalve uit dit grote aantal paarden en uit de aanwezigheid van een ruime dorsvloer ook uit het feit dat het grootste deel van de tasruimte bestemd was voor de opslag van ongedorst graan. Ook aan de plaats van de woning werd door Uilkema in zijn tekst enige aandacht besteed; hij schreef hierover onder meer: ‘..Verder is de woning nog aan de schuur verbonden, zij het, dat zij door den inrij naar de zijde is gedrongen..’. Het woonhuis telde drie kamers en een gang en was via een portaaltje verbonden met de schuur. De grote zolder boven de woonvertrekken zal, zoals gebruikelijk, bestemd zijn geweest voor de opslag van gedorst graan.