KU-203 (23 augustus 1923)
Willemsdorp (Z.-H.)
boerderij van J. Keller
1:400
In 1867 werd deze boerderij verplaatst ten behoeve van de aanleg van de spoorlijn Dordt-Moerdijk. Bij de herbouw werd het gebouw gemoderniseerd en werd de indeling en constructie van de schuur gewijzigd om ruimte te creëren voor een in de oude opzet niet aanwezige zijlangsdeel tussen tasvakken en stal. De vroegere dwarsdeel met de dorsvloer, die één volledig gebintvak besloeg, werd daarbij veranderd in een extra tasvak. Om op de nieuwe deel in de zijbeuk voldoende hoogte te krijgen voor de hoogopgeladen oogstwagens werden de oude ankerbalken vervangen door veel langere dekbalken, die aan de kant van de inrij een fors overstek kregen. Tussen stal en inrij werd bovendien een extra rij stijlen geplaatst om het grote dakvlak te kunnen opvangen. De schuur was hiermee vierbeukig in plaats van zoals vroeger driebeukig van opzet geworden. Deze boerderij werd daarom door Uilkema in zijn concepttekst over de Zuidhollandse eilanden aangehaald als bewijs voor zijn stelling dat de vierbeukige schuur met de inrij tussen gebintstijlen en stal was ontstaan uit een ouder driebeukig type met alleen een dwarsdeel. In deze nieuwe opzet lag de stal in de extra zijbeuk langs de deel. De gehele stal was inclusief voergang volledig van de rest van de schuur afgescheiden, wat vooral van belang was voor het op peil houden van de staltemperatuur. De mest werd verwijderd via de achter de grup gelegen mestgang; in de zijgevels bevonden zich enkele deuren die uitkwamen op de naast de boerderij gelegen mestvaalt. De deel was aan beide einden voorzien van hoge deuren, zodat de wagens hier rechtuit door het gebouw heen konden rijden. Naast de deel, in het midden van de boerderij, lagen de tasvakken. Het achterste gedeelte van de middenbeuk was in gebruik als paardestal en de zijbeuk diende als aanvullende tasruimte, wagenhuis en werkruimte. Direct achter het karnhuis vond men aan deze zijde ook de plaats van de karnmolen. Het uitgebouwde woonhuis telde drie vertrekken
(de keuken, het ‘winterhuis’ en een opkamer die als logeerkamer werd gebruikt) en had een weinig moderne, asymmetrische indeling.
Op het veldwerk noteerde Uilkema tenslotte nog dat er zich hier op het erf een vijver bevond, die aangaf waar de grond was weggegraven voor het ophogen van de bouwplaats. De boerderij was bij de wederopbouw op een verhoging geplaatst. Naast de schuur, aan de stalzijde lag de gebruikelijke grote mestvaalt; daarachter (rechtsonder op de tekening) stond het wagenhuis.