KU-197 (4 augustus 1923)
Eemnes-Buiten (Utr.)
boerderij van G. Hilhorst
Detail 1:100
1:400
Dit was de eerste opmeting uit de provincie Utrecht. De datering van deze boerderij werd door Uilkema om niet nader genoemde redenen geschat op midden 17e eeuw. Het betrof hier een complex met hoofdgebouw, vrijstaande schuren voor de berging van wagens en hooi en twee vijfroedenbergen, eveneens voor hooiopslag. De plattegrond van het hoofdgebouw toont een indeling met brede open middendeel, deeldeuren in de achtergevel, stallen in de zijbeuken en een driebeukige opzet met ankerbalkgebinten. Zo te zien een gewone hallehuisplattegrond, zoals die ook meer naar het oosten van het land zou kunnen voorkomen. Toch hadden hier, naar Uilkema van de bewoners vernam, ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden voordat deze vorm was bereikt. Zo zouden de deeldeuren in de achtergevel in dit geval een latere toevoeging zijn; de originele bedrijfsingang had zich hier in de zijgevel bevonden. Het achterste gebintvak zou daarbij hebben gediend als tasvak voor hooi. (Uilkema zag dit aanvankelijk als aanwijzing dat de open middendeel in deze streken als geheel een latere ontwikkeling was. Door verder onderzoek kwam hij echter weer van deze gedachte terug.) Boven het voorhuis lag een grote zaadzolder, waar het gedorste graan werd bewaard. Die zolder had aan weerszijden een borstwering of ‘verdieping’, doordat de wanden die zij- en middenbeuk van elkaar scheidden, doorliepen tot aan de gebintplaat en dus boven het niveau van de zolderbalklaag uitstaken. De benedenverdieping werd door deze wanden verdeeld in een grote, overzolderde middenruimte en kleinere vertrekken in de zijbeuken, die open waren tot aan het dak. In deze zijruimten bevonden zich de slaapkamers en de kelder met de opkamer, die in deze streek ook wel ‘kelderzolder’ werd genoemd. De middenruimte diende als woonkamer voor de winterperiode - 's zomers huisde men in een afgeschoten hoek van het achterhuis, naast de open werkruimte. Daar stond ooit de karnmolen (waarvan ten tijde van Uilkema's
bezoek alleen nog het bestrate karnpad resteerde), de karnton en de pomp. Dit voorste travee werd alleen van de rest van de schuur afgescheiden door een laag muurtje; volgens notities op het veldwerk kwam een dergelijke onvolledige scheidingswand tussen werk- en stalruimte hier vroeger overal voor. De stallen aan weerszijden van de open deel waren verschillend: aan één kant had de koestal een diepe grup, aan de andere kant was de standplaats vrijwel vlak, maar was blijkbaar tot vier jaar voor de opmeting nog een diepe potstal geweest. Bij de modernisering waren tevens drinkgoten voor de stallen aangebracht; daarvóór had men het vee nog met emmers moeten drenken, wat zeer arbeidsintensief was.