Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934. Deel 2
(1991)–E.L. van Olst– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 398]
| |
[pagina 399]
| |
KU-192/192A (31 juli 1923 /
| |
[pagina 400]
| |
[pagina 401]
| |
KU-192
KU-192A
keuken te rijpen gelegd, op kaasplanken aan de muur. Andere aantekeningen op het veldwerk betreffen de constructie van de boerderij en de toegepaste bouwmaterialen. De gevels bestonden uit een lage grondmuur van twee tot vijf dm hoogte boven het maaiveld, met daarboven een geheel houten opbouw. De stijlen, die het vierkant van de boerderij vormden, hadden een bakstenen voet of poer. Verder was er hier alleen steen verwerkt aan de stookplaats in het voorhuis, waar de schoor steen een stenen achterwand had. De rest van de boerderij inclusief de verschillende onderdelen van de koestal bestond geheel uit hout. Ook aan de draagconstructie werd door Uilkema veel aandacht besteed. Dit betrof vooral de in het woongedeelte aangetroffen ankerbalkgebinten, waarbij onder meer werd aangetekend dat dit gebinttype bij alle oude huizen in Middelie werd aangetroffen. Over de constructie van de zoldering die daarbij werd toegepast schreef hij verder, meer in het algemeen: ‘..De planken van de zoldering lagen van balk tot balk, dus in lengterichting van het huis (dus als slieten), onder elke naad lag vaak een “kinderbalkje” ter versterking. Dit kinderbalkje lag een weinig in de balk ingelaten. De latere zolders waren anders geconstrueerd. Ter plaatse van x (zie drsn. C-D) werd een balk gelegd over de (gebint-)balk. Aan deze balken werd dan weer een balk (tusschen twee gebinten) opgehangen aan een beugel. Deze hangbalk hielp dan den zolder dragen. Bij de Vos is deze niet aanwezig. Degebinten staan hier voldoende dicht bij elkaar..’. De boerderij had in deze vorm echter blijkbaar zijn langste tijd gehad. Kort na de opmeting zou het gebouw ingrijpend worden gemoderniseerd. Toen Uilkema hier zes jaar later terugkwam trof hij een volledig veranderd gebouw aan. Zijn theorieën over de historische ontwikkeling van de Noordhollandse stolp bleken daarbij op treffende wijze in praktijk te zijn gebracht: het gebouw was een volledige stap op de evolutionaire ladder opgeklommen en was (om Uilkema's eigen terminologie te gebruiken) veranderd van een ‘vroege’ in een ‘recente’ stolp. In zijn ontwikkelingstheorie (zie deel I, hoofdstuk 7.3) was hij er namelijk van uitgegaan dat de stolpboerderij was ontstaan uit het woonstalhuistype, door samenvoeging van het lage stalgebouw met de oorspronkelijk vrijstaande tasruimte. De hieruit ontstane ‘vroege stolp’ zou worden gekenmerkt door het aanvankelijk nog uitgebouwd blijven van het voorhuis. Later zou uit deze vorm de recente stolp zijn ontstaan, waarbij ook de woonvertrekken onder het grote schuurdak waren opgenomen. Bij zijn eerste bezoek aan Middelie had hij het gebouw, dat toen nog een uitgebouwd voorhuis had, bestempeld als vroege stolp. Nu, bij zijn tweede bezoek, kon hij tot zijn verrassing constateren dat deze boerderij zich daadwerkelijk verder had ontwikkeld in de door hem veronderstelde richting. Het oude voorhuis was in 1925 afgebroken en het gehele gebouw had de zuiver piramidale stolpvorm gekregen. Het was daarmee zo'n tastbaar bewijs geworden van de door hem opgestelde theorie dat hij besloot het gebouw opnieuw te documenteren. Uit de plattegrondtekening die daarbij werd gemaakt blijkt dat het tasvak bij de verbouwing was verkleind en rondom was voorzien van een 25 cm hoge betonnen grondmuur met daarboven een houten schot. Ook tussen de koestal en de andere ruimten bevonden zich nu betonnen muurtjes. De buitenmuren waren gedeeltelijk vernieuwd en opgehoogd. In de voorgevel, opzij van de woonruimten, waren grote inrijdeuren aangebracht, waarachter zich ditmaal echter geen deel bevond maar een serie varkenshokken. Mogelijk waren de inrijdeuren bedoeld om het voorste gedeelte incidenteel te kunnen gebruiken als wagenberging. De grootste verandering had zich vanzelfsprekend voorgedaan bij de woonruimten. Er lagen nu drie vertrekken naast elkaar langs de voorgevel, twee kamers en suite (waarvan één verwarmbaar was) en een keuken met aanrecht en stookplaats voor het koken. Deze woonruimten stonden alle met elkaar in verbinding en waren toegankelijk via een deur in de zijgevel, in de voormalige zomerwoning. Van de stolp in zijn nieuwe gedaante is helaas geen foto bewaard gebleven. |
|