KU-179 (30 juni 1923)
Rotstergaast (Fr.)
boerderij van L. Pen
1:400
Deze L-vormige boerderij bestond uit een langgerekt gebouw met woon- en stalruimte, waaraan later een grote Friese schuur zijdelings was aangebouwd. Het oudste gedeelte, met de woonvertrekken, werd door Uilkema op rond 1600 gedateerd; de dwarsschuur zou ongeveer 150 jaar later zijn toegevoegd. De beide bouwdelen verschilden sterk van elkaar, zowel in omvang als in constructief opzicht. Het oude gebouw had een draagconstructie met ankerbalkgebinten, waarvan er één (op de scheiding tussen woon- en bedrijfsgedeelte) nog volledig en één (in het woongedeelte) grotendeels intact was gebleven. Ook in de stal stonden nog enkele oude stijlen. Op het veldwerk noteerde Uilkema ter verduidelijking: ‘..b, e, f, i, j, alle stijlen van de oude gebinten; de balken liggen nog bij a-b en e-f. Noot: bij a is de stijl van boven doorgezaagd en dus geheel weggenomen. De balk is nu met een beugel opgehangen aan het draaghout..’. Op de lijntekening staat de verwijderde stijl nog aangegeven; de zolder van het voorhuis liep door tot aan dit gebint. Het oude voorhuis bestond uit één grote kamer met stookplaats en bedstedenwand. Onder de rug aan rug gelegen bedsteden en kasten lag een kleine melkkelder. De ruimte achter de bedstedenstrook was vooral in gebruik als werkplaats voor de zuivelproduktie. Hier vlakbij vond men ook het karnpad, waar vroeger de karnmolen had gestaan (Uilkema gaf deze nog wel op zijn lijntekening aan). De zijdelings uitgebouwde kamer, waarover het veldwerk geen nadere bijzonderheden geeft, zal gezien de aanwezigheid van een stookplaats in gebruik zijn geweest als zomerwoning of woonkeuken. Hier moet voor de komst van de zuivelfabrieken ook de kaasketel hebben gestaan. De grote Friese schuur had, in tegenstelling tot de oudere bouwdelen, hoge dekbalkgebinten. De zijbeuken bevatten hier respectievelijk stalruimte en deel. Doordat de schuur in dwarsrichting was aangebouwd lagen de
deeldeuren, hoewel feitelijk in de achtergevel van de schuur, opzij van het woonhuis. De twee betrekkelijk smalle gebintvakken dienden beide als tasruimte, vermoedelijk voor hooi. Het ontbreken van een afzonderlijke dorsruimte en de twee lange stalrijen wijzen erop dat het hier een overwegend veeteeltbedrijf betrof.