KU-178 (30 juni 1923)
Haskerdijken (Fr.)
boerderij van K.R. Oenema
1:400
Een immens contrast met de hiervoor opgemeten schamele plaggenhutten vormt deze grote, geheel bakstenen stelpboerderij. Toch leert een vergelijking van de beide plattegronden dat de woonsituatie hier (hoewel zeker comfortabeler), wat de beschikbare ruimte betreft beslist niet veel rianter hoeft te zijn geweest. Vrijwel het gehele kolossale gebouw wordt namelijk in beslag genomen door de bedrijfs- en produktieruimten. Het woongedeelte was hier in opzet beperkt tot een tweetal kamertjes van respectievelijk 4 bij 5 en 2,5 bij 3 m, waarvan bovendien alleen de grootste voorzien was van een stookplaats. De rest van het voorhuis stond geheel in het teken van het bedrijf. In de hal achter de entree bevond zich de karn en de grote karnmolen. Daarnaast lag de melkkelder, die, naar Uilkema noteerde, één meter diep was; de lage ruimte met het schuine dak boven de kelder was oorspronkelijk in gebruik als kaaskamer. Pas later, na de komst van de zuivelfabrieken, was deze ruimte in gebruik genomen als extra woonvertrek en waren er bedsteden in aangebracht. Een brandgevel tot de nok scheidde het voorhuis met de zuivelproduktieruimten van de grote tas- en stalafdelingen. Het betrof hier blijkbaar een zuiver veeteeltbedrijf; een dorsvloer ontbrak en de ruimte langs de achtergevel werd volledig ingenomen door stallen. De stal was in deze vrij nieuwe boerderij van moderne materialen gebouwd; de koestand was evenals de grup van cement of beton met een bakstenen rand en de traditionele koeschotten tussen het vee bestonden uit stalen buizen. Langs de buitenmuur, die voorzien was van grote stalramen, liep een cementen drinkgoot. Deze goot was, naar Uilkema noteerde, afgedekt met een plank, waarin voor elke koe een ronde drinkopening was uitgespaard. Hierdoor verhinderde men dat de drinkgoot tijdens het voeren zou worden verontreinigd of vol hooi zou raken. De stalruimte was afgedekt door een vlakke houten zoldering. Het aanbrengen van een zoldering boven de koestal
was in de grote Friese schuren noodzakelijk om te voorkomen dat de stalruimte teveel zou afkoelen. Verder was de stal door een stenen muur langs de tasvakken afgescheiden van de tasruimte en de deel. De deeldeuren bevonden zich bij deze boerderij in de voorgevel, naast het woonhuis. Het op de foto zichtbare bijgebouw bevatte varkenshokken, een bakoven en een ruimte voor de kaasmakerij. Deze op het eerste gezicht wellicht vreemde combinatie werd veroorzaakt door het feit dat de wei, het restprodukt van de kaasmakerij, werd gebruikt als varkensvoer. Zowel voor het kaasmaken, het broodbakken als de bereiding van veevoer was een stookplaats nodig.