KU-172 (31 mei 1923)
Jubbega (Fr.)
plaggenhut van G. Jonker
1:400
1:200
In deze troosteloze omgeving ontdekte Uilkema een plaggenhut die hem buitengewoon interesseerde door de hierin toegepaste constructie met nokbalkdragers. Enige tijd tevoren was hij dezelfde primitieve bouwwijze al eens tegengekomen elders in het land, wat hem tot allerlei nogal speculatieve theorieën inzake de gebinten-ontwikkeling had gebracht. Door bestudering van de primitiefste nog aanwezige constructies hoopte hij de oorsprong van de latere gebinttypen te kunnen achterhalen. Daarbij was de kernvraag vooral welke gebinttype ouder was: het ‘Saksische’ trek- of ankerbalkgebint of de Friese dekbalkconstructie. De constructie met nokstijlen zou, naar Uilkema meende, de alleroudste vorm zijn, waaruit wellicht later de volledige gebinten zouden zijn voortgekomen. Hoewel dit idee uiteindelijk niet tot werkelijk nieuwe theorieën over de constructieve ontwikkeling van de boerderijvormen leidde, leverde het Uilkema wel enkele interessante documentaties van plaggenhutten en andere eenvoudige behuizingen op.
De hoofdconstructie van deze verdiepte hut bestond uit een tweetal ingegraven palen, waarop de nokbalk rustte die het gehele dak droeg. Van wanden was, althans aan de buitenzijde, geen sprake; het dak liep door tot op de grond. Aan de onderzijde rustten de sporen aan weerszijden op een voetplaat, die op een serie ingegraven stijltjes lag. Deze stijltjes ondersteunden het dak en dienden tegelijkertijd als een soort keermuur voor de in het zand ingegraven wanden. De dakbedekking bestond uit een dubbele laag plaggen. Zelfs deze minimale ruimte was nog door een binnenwandje onderverdeeld. Via een trapje en een deur in de zijgevel kwam men eerst in een soort portaaltje. Een tweede deur gaf toegang tot de woonruimte, die een lemen vloer had. Ramen waren hier in het geheel niet aanwezig. De stookplaats bevond zich tegen de planken voorgevel. Uilkema noteerde met enige bevreemding dat zich in deze primitieve behuizing nog een rookafvoer bevond: ‘..“bozum” (schouw), hoog boven de telle (lemen vloer), met schoorsteentje. (Deze schoorsteen is een navolging van de groote huizen en dus oorspronkelijk niet aanwezig in de plaghutten.)..’.
Het bezoek aan deze hut vond plaats tijdens één van Uilkema's excursies in gezelschap van Prof. D. van Blom, de secretaris van de hem begeleidende Boerenhuiscommissie. Van Blom staat geheel links op de foto; de middelste persoon is zonder enige twijfel de eigenaar van de hut. De derde aanwezige kon niet worden geïdentificeerd.