[Nes]
KU-164 (voor 1916)
Nes (Fr.)
boerderij van F.J. Dijkema
(geen veldwerk aanwezig)
1:400
Deze kophalsrompboerderij uit Nes kwam zowel in Uilkema's boek uit 1916 als in zijn latere tekst uitgebreid ter sprake. Hier lag namelijk het bewijs dat de grote Friese schuren inderdaad konden zijn ontstaan door verbouwing en uitbreiding van kleine boerderijtjes met losse hooiberg, zoals die uit Wartena en Grouw: ‘..De meest directe bewijzen, dat de ombouw der oud-Friesche greidboerderij reeds vóór 1700 was aangevangen, meen ik gevonden te hebben in een huizinge te Nes (...) De huidige bewoner deelde mij reeds dadelijk mede, dat deze boerderij oorspronkelijk een berg bezat en geen schuur, terwijl de rundveestal toen een afzonderlijk gebouw was. Hij zelve had voor 25 jaren den koemuur, welke schuur en stal scheidt, wegens bouwvalligheid laten afbreken en vernieuwen, anders had hij mij de koevensters kunnen toonen, welke deze binnenmuur nog steeds vertoonde en die dateerden uit den tijd, toen deze muur nog buitenmuur was..’. Verder ontdekte Uilkema hier nog een hergebruikt onderdeel van de voormalige hooiberg in één van de schoren van de schuurgebinten: ‘..die blijkens de gaten oorspronkelijk als bergroede dienst heeft gedaan en dus een aanduiding vormt, dat het afbreken van de hooiberg en de opbouw van de schuur is samengegaan..’. Uit oude documenten in het bezit van de familie en uit overgeleverde verhalen viel af te leiden dat de grote verbouwing tot kophalsrompboerderij hier al vóór 1718 moest hebben plaatsgevonden. Toch was, naar Uilkema opmerkte, ook in de huidige indeling de oude woonstalhuisvorm nog herkenbaar, doordat de stal zijn oude dubbelrijïge opzet had behouden. Een andere bijzonderheid van deze boerderij was dat hier vroeger iedere zomer midden op de stalvloer een stookplaats voor de kaasketel werd gemaakt: ‘..Daar werd oudtijds in den zomer op den stalvloer een oventje gemetseld, waarop deze ketel kwam te staan.
De rook van het takkenvuur kon dan door de geopende huiskist naar buiten treden..’. De plaats van het vuur was nog herkenbaar aan de beroete balken.
Overigens bestaan er twee versies van de plattegrond van deze boerderij. De tekening in Het Friesche Boerenhuis gaf de door Uilkema aangetroffen situatie te zien. Later maakte hij echter ook nog de hier afgebeelde reconstructietekening, waarop alle latere wijzigingen waren weggelaten. Zo staan op deze tekening onder meer de in het citaat genoemde koestalraampjes in de muur tussen stal- en tasruimte aangegeven en de karnmolen en de kaasketel werden weer in de stal geplaatst. Verder kreeg de inmiddels tot keuken en bergplaats omgebouwde melkkelder zijn oorspronkelijke functie terug en het voorhuis, dat in 1854 was verlengd, werd op de tekening weer tot zijn oorspronkelijke afmetingen teruggebracht.