KU-163 (voor 1916)
Grouw (Fr.)
boerderij ‘Rietstra’ of ‘Marswal’
1:400
Ook deze boerderij kwam al voor in Uilkema's boek uit 1916. Het was (evenals de vorige opmeting) een voorbeeld van het oorspronkelijke Friese huistype. In ‘Het Friesche Boerenhuis’ schreef hij hierover indertijd het volgende: ‘..Voor een kwarteeuw had ik dit boerderijtje, “Rietstra” geheeten, herhaalde malen gezien, toevallig zelfs het inwendige er van, doch eerst veel later zou mij duidelijk worden, dat ik hier te doen had met een der beide laatste vertegenwoordigers van een huistype, dat eertijds in de weidestreek van Friesland algemeen voorkwam. Op een mijner tochten herkende ik thans in “Rietstra”, in den volksmond “Marswal” geheeten, het vrij zuivere oude type. De hooiberg was nog aanwezig, hoewel niet de origineele met de rietkap. Ook de zomerwoning was sedert lang verdwenen; op den plattegrond (...) is deze echter wel aangegeven. Geen enkele der vroegere bewoners kon inlichtingen geven omtrent de zomerwoning, doch verschillende aanwijzingen gaven mij de zekerheid, dat ze oorspronkelijk aanwezig is geweest aan de zijde van de hooiberg. Daar was in de muur nog een venster aanwezig, van geheel anderen vorm en grootte dan de overige koevensters, die zich alle aan de andere zijde bevonden en die de duidelijke sporen vertoonden daar later te zijn aangebracht. Ik beschouw het bedoelde venster als het vroegere “weigat”..’. Ook de ventilatie-opening in het dak, de huiskist, was hier nog aanwezig, zoals de foto laat zien. Uilkema kende aan het gehele gebouw een hoge ouderdom toe: ‘..Want de bouwvalligheid der kromme koehuisbalken, op plaatsen geslonken tot de dikte van een menschenarm, wees op den hoogen leeftijd van dit gebouw..’.
Deze boerderij was wat de indeling betrof nog eenvoudiger dan het hiervoor besproken voorbeeld uit Wartena (KU-161). De ondiepe melkkelder lag naast de woonruimte onder een laag doorgetrokken gedeelte van het hoofddak. De scheiding tussen karnruimte en stal bestond nog slechts uit een houten schot; de karnplaats was evenals de stal open tot de nok. Vooral dit laatste zette Uilkema aan het denken over de ontwikkeling van dit huistype; hij kwam daarbij tot de volgende conclusie: ‘..Ik stel mij voor dat voor eeuwen steeds de karnmolen in den rundveestal stond, waarmee ik dus zeggen wil dat er oorspronkelijk geen scheiding zal hebben bestaan tusschen het deel, dat later het karnlokaal werd en den koestal..’.
Ook bij Uilkema's latere Friese onderzoek speelde dit interessante boerderijtje weer een rol, doordat het hem in de gelegenheid stelde twee vormen van het oude woonstalhuistype te vergelijken: ‘..Bij vergelijking van het bovenstaande plan (Rietstra) met fig. 161 (Wartena) blijkt, dat de indeeling van beide huizen dezelfde is. Wel bestaat er verschil in constructie: bij no. 161 bezit de molkenkeamer (melkkelder) een afzonderlijk dak, zoodat haar dak een rechten hoek vormt met die van keamer (woonkamer), tsjernherne (karnhoek) en bûthus (stal); bij Rietstra is ze geplaatst onder een aflegering van het dak der keamer en hier loopt haar lange as dus evenwijdig aan die van het geheele bouwwerk. (...) Dàn vormt de groote nok van plan 161 één doorloopende, ter hoogte der tsjernherne naar achteren hellende lijn (...), terwijl die van Rietstra gebroken is: de daken over kamer, karnlokaal en koehuis dalen trapsgewijs af. (...) Ten derde is slechts de keamer van het laatste huis van een zolder voorzien; in het eerste is niet alleen dit vertrek, maar ook de tsjernherne overzolderd. Men herinnere zich de slaapplaatsen boven deze afdeeling op plan 161. Op Rietstra bevindt zich daarom een bedstede op de balken in het boveneinde van het bûthus, bereikbaar langs een steeds aanwezige ladder. (...) In de vierde plaats heeft dit koehuis tot de afbraak zijn oude, weinig hooge standplaatsen van ± 0,40 M. boven den bodem der groep bewaard. Dat ten slotte deze pleats (boerderij) in verband met haar geringere grootte een vier- en geen zesroeden berg bezit, moge vermeldenswaard zijn, maar vormt geen wezenlijk verschil. Ongetwijfeld was Rietstra niet minder oud dan het andere huis. (...) Het driedeelige dak moet vele jaren na den bouw zijn aangebracht, toen de oorspronkelijke
rietbedekking (...) werd vervangen door een geheel nieuwe kap met lyktek (rietlaag onder de pannen) en dakpannen. Deze herstelling heeft, in verband met het opnieuw aanbrengen der huiskist en de in 1915 bestaande algeheele bouwvalligheid, op het laatst plaats gevonden tijdens de Fransche overheersching..’.
Aan zijn vroegere documentatiegegevens kon Uilkema hier bij zijn latere onderzoek helaas niets nieuws meer toevoegen; het gebouw werd al in 1915 afgebroken om plaats te maken voor een moderne stelpboerderij. Vóór de afbraak had hij hier echter nog een aantal fraaie foto's gemaakt, die een goed beeld geven van zowel het interieur als het exterieur van dit oude huistype.