KU-155 (7 oktober 1922)
Tjepperbuurt (Fr.)
boerderij van Y. Jansen
1:400
Bij deze grote kophalsrompboerderij maakte Uilkema veel notities over de mogelijke ouderdom van de verschillende bouwdelen: ‘..de foârein (voorhuis) is ± 300 à 400 jaar oud - gevel vernieuwd -, schuur voor 100 jaar met een vak vermeerderd - schuur anders 150 à 200 jaar oud, gebint 400 à 500..’. Hoewel de laatste datering wel wat ruim lijkt te zijn genomen blijkt hieruit dat Uilkema de gebinten als het oudste onderdeel beschouwde. Dezelfde houtconstructie zou dus ook al in voorgangers van de huidige schuur hebben dienst gedaan. Het bedrijfsgedeelte in zijn huidige vorm dateerde Uilkema uit de 18e eeuw en zou begin 19e eeuw zijn verlengd. De reden voor deze uitbreiding zocht hij uiteraard in de bedrijfsvoering. Op het veldwerk tekende hij hierover aan: ‘..Vroeger bij deze plaats veel bouwland. Thans ± 7 HA. bouwland en ± 17 HA. greide (weiland). (...) Vroeger was de verhouding van bouw en greide juist andersom..’. Deze verschuiving in grondgebruik ging natuurlijk gepaard met een vergroting van de hooioogst en uitbreiding van de veestapel, waardoor zowel de stal- als de tascapaciteit moest worden aangepast. Door de aanbouw van een gebintvak werd de stal verlengd, terwijl er tegelijkertijd één extra tasvak bijkwam. Op de tekening is te zien dat de afstand tussen de laatste twee gebinten afwijkt van die van de overige vakken. Het achterste vak diende ten tijde van Uilkema's onderzoek voor graan; de beide andere voor hooi. Ook in ander opzicht valt uit de plattegrond af te lezen dat het hier een gemengd bedrijf betrof. Voor de akkerbouw had men langs de achtergevel een dorsplaats, het ‘dorshuis’, terwijl de zolder boven de woning gebruikt werd als zaadzolder. Voor de zuivelproduktie was er een grote melkkelder opzij langs het huis, een
karnmolen en een speciale karnplaats. Het voorhuis was zeer diep en bestond uit twee grote vertrekken, die ‘binhus’ en ‘beste kamer’ werden genoemd en beide niet dagelijks werden gebruikt. Uilkema noteerde dat de voorkamer afgezien van de vaste bedstedenwand zelfs geheel ongemeubileerd was. De toegang tot het woonhuis lag in de zijgevel; de voordeur in de kopgevel werd ‘lijkdeur’ genoemd en alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt. Uilkema schreef aan het voorhuis van deze boerderij een zeer hoge ouderdom toe, vermoedelijk mede gebaseerd op het metselwerk van de voorgevel, waarin zich verscheidene bouwsporen bevonden. Zo vermeldde hij de aanwezigheid van een met kleine baksteen dichtgezet venster, ‘..temidden van de moppen van de voorgevel..’. De zeer grote bakstenen die men moppen of kloostermoppen noemt hebben meestal een hoge ouderdom.