KU-150 (28 september 1922)
Ovezande (Zld.)
boerderij van P. de Jonge
1:400
Terwijl ook déze Zeeuwse hoeve weer uit verschillende losse bouwdelen bestond, waren schuur en woonhuis hier nog wel verbonden. Toch was het huis in 1874 blijkbaar volledig vernieuwd, maar daarbij, in tegenstelling tot de vorige opmeting, weer op de oude plaats opgebouwd. De nieuwe indeling met de gang tussen de vertrekken werd door Uilkema genoemd als belangrijk kenmerk van het modernere woonhuistype; het oude huis zou een andere indeling hebben gehad en zou bovendien lager zijn geweest dan de schuur. Over die schuur vermeldt het veldwerk nog, dat deze moest dateren uit de tweede helft van de 18e eeuw. Het betrof hier een exemplaar met volledig houten wanden, zelfs langs de stal, waar zich de mestdeuren bevonden. In de andere lange gevel zaten zoals gebruikelijk de hoge deeldeuren, in dit geval twee stel, corresponderend met de beide dwarsdelen. De grote inrijdeuren waren beide voorzien van een hoog venster, een klein deurtje voor doorgang van personen (‘klinket’) en de gebruikelijke witte omlijsting. Omdat de zijgevel onvoldoende hoogte had, bevonden de achterste deeldeuren zich onder een opgelicht gedeelte van het rieten dak; bij het voorste stel deuren was dit niet nodig omdat de gevel daar iets terug lag. De stal had een ouderwetse indeling met stalschotten en in plaats van een grup met mestgang bevond zich hier alleen een ondiep gootje. Achter de stalrij vond men in de zijgevel verscheidene deuren, waarachter als gebruikelijk de grote mestvaalt lag. Het vee werd buiten gedrenkt uit een drinkbak waarover Uilkema noteerde: ‘..“koeiebak” of “waterbak”: uit dezen langwerpigen houten bak, staande op of naast den “mespet” wordt gewoonlijk al het op stal staande vee des winters gedrenkt. Oorspronkelijk was deze bak een groote ronde ton, nog hier en daar aangetroffen. Hij werd gevuld uit den paardenpet of uit de welle door middel van de wip..’. Het vee werd 's winters
blijkbaar tweemaal per dag uit de stal gelaten om te drinken. Dan werd gelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om de stal uit te mesten. Het wagenhuis bevond zich bij deze boerderij achter in de schuur; dit was echter niet altijd het geval geweest: ‘...thans is het wagenhuis sedert drie jaar aan de schuur verbonden. Te voren was het wagenhuis afzonderlijk. Dit afzonderlijke wagenhuis heette “arke”. Daarin plaatste men: wagens, tentwagen, ploegen, eggen..’. Gaf de opmeting, wat het wagenhuis betreft de bestaande toestand weer, in ander opzicht betrof het hier een reconstructie: de inmiddels niet meer aanwezige zomerwoning werd nog wel op de tekening aangegeven.